'Publiekprivaat is een prima combinatie'
6 juli 2012 om 10:13 0 reacties
Voor Willem Vermeend is publiekprivaat een prima combinatie: “Je kunt veel zaken realiseren, die anders niet van de grond zouden komen. Je kunt snelheid maken, proceduretijd winnen en veel kosten besparen.” Maar vooral ziet hij als voordeel dat dankzij de creativiteit de samenwerking hoger wordt. “Korte lijnen dragen aan die creativiteit bij!”
Willem Vermeend (1948), jarenlang Kamerlid voor de PvdA, was ten tijde van de kabinetten Kok staatssecretaris op Financiën en minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Op dit moment is hij onder meer directeur van TSS, een bedrijf voor crossmedia, doceert hij Europees fiscaal recht in Maastricht en bekleedt hij diverse commissariaten. In november 2008 schreef Vermeend een boekje over de kredietcrisis. |
Zijn uw publieke functies belangrijk geweest voor uw verdere loopbaan?
“Ik kom oorspronkelijk niet uit de publieke sector. Al voor mijn tijd bij Financiën en SZW was ik ondernemer. Eigenlijk mijn hele leven al. Op 14-jarige leeftijd kocht ik kapotte Tomos- en Puch-brommers op. Ik repareerde deze, liet ze weer rijden en verkocht ze daarna weer. Later heb ik in het bedrijf van mijn vader gewerkt. Daarna runde ik zelf een adviesbureau en een internetbedrijf.”
Heeft het ondernemerschap destijds uw publieke functies gekleurd?
“Jazeker. Het was voor mij wel wennen. In de publieke sector is de besluitvorming stroperig en tijdrovend, terwijl ondernemers gewend zijn snel te beslissen. Ik kwam terecht in allerlei circuits: overlegcircuits, vergadercircuits, afstemmingscircuits, et cetera. Daar heb ik me aan moeten aanpassen. Maar ik had wel geluk dat ik bij Financiën terecht kwam. Het is naar mijn idee het beste departement en heeft ook een ondernemerscultuur. De bedrijfsmatige aanpak is er sterker dan bij andere ministeries. Ik heb er bijna zes jaar met Gerrit Zalm samengewerkt. Als Kamerlid had ik me ook altijd al bezig gehouden met Financiën. Het uitstapje naar Sociale Zaken en Werkgelegenheid was minder financieel-economisch, maar ook leerzaam.”
Wat heeft u uit uw ervaring in deze publieke functies meegenomen?
“Met name van de tijd bij Financiën heb ik veel geleerd. Dat neem je allemaal mee in je huidige werk. Doordat ik de publieke sector van binnenuit heb leren kennen, ben ik goed op de hoogte van de overlegcircuits, de onderwerpen, de manier van werken bij de overheid en de valkuilen. Ik ben me bewust geworden van de politieke risico’s. Zeker op het gebied van financiën lopen bewindspersonen risico’s. Kijk maar naar het grote aantal wethouders Financiën die sneuvelen. De publieke sector was voor mij een enorme ervaring.”
Op welke wijze heeft u nu met de publieke sector te maken?
“Naast mijn ondernemerschap ben ik voorzitter van het PPS Netwerk Nederland. Daarin heb veel te maken met publiekprivate samenwerking. Dit spreekt mij erg aan. Naar mijn verwachting zal dit soort projecten de komende jaren alleen maar toenemen. Je kunt dus gerust stellen dat ik regelmatig met de overheid bezig ben!’
Waarom bent u voorstander van PPS-projecten?
“Publiekprivaat is een prima combinatie. Daarmee kun je veel zaken realiseren, die anders niet van de grond zouden komen. Je kunt snelheid maken, proceduretijd winnen en veel kosten besparen. Inmiddels zijn er prachtige voorbeelden van PPS-projecten zoals de verbouwing van het departement van Financiën, het bouwen van scholen en de aanleg van snelwegen. Vaak gebeurt dat in een joint venture van overheid en bedrijfsleven. Het voordeel is ook dat er zoveel directe kennisuitwisseling is. De overheid profiteert van de kennis van zaken van de marktsector. Omgekeerd maakt de markt kennis met de werkwijze en de belangenafwegingen van de overheid. In een vroeg stadium werk je al samen en de wederzijdse belangen zijn vanaf het begin verenigd. Dat werkt heel productief. Maar ik zie vooral dat de creativiteit dankzij de samenwerking hoger wordt. Deze wordt namelijk gebundeld door de nauwe samenwerking in teams. De korte lijnen dragen aan die creativiteit bij. De teams hebben elkaars e-mailadres en 06-nummer. Dat werkt zo heerlijk!’
Wat betekenen PPS-projecten voor het werk van de controller?
“Voor controllers die toezicht moeten houden, zijn zulke projecten even wennen. In de publieke sector is men sterk geneigd om een bepaalde werkwijze die zich bewezen heeft, vast te houden. Men is niet geneigd snel te veranderen. De politieke top is vaak wel veranderingsgezind, maar de laag daaronder minder. Toen ik zelf staatssecretaris was, riep ik bij Financiën dat we met de Belastingdienst het internet op moesten. Omdat dat de toekomst is voor onze dienstverlening. Als internetondernemer zag ik de meerwaarde ervan. Een ambtenaar reageerde toen dat het al honderd jaar goed ging met papier. Dat typeerde de cultuur destijds. Ik vind het dan belangrijk om dan vooral de voordelen te laten zien. Dat helpt mensen over de streep.”
Maken PPS-projecten het werk voor controllers lastiger?
“Nee, niet als je eenmaal weet hoe het systeem werkt. Controllers hebben daarin wel een heel belangrijke taak. Ze hebben kennis van zaken, weten wat de formele positie is van de geldstromen, zij moeten ervoor zorgen dat alles klopt. PPS-projecten als zodanig maken toezicht niet complexer. Wel is het publieke domein complexer geworden. De eisen van transparantie zijn veel hoger geworden. Bij elke euro die verkeerd besteed wordt, staat een bestuurder voor het voetlicht. Als ergens in Nederland een burgemeester teveel blijkt te verdienen, staat het de volgende dag in de krant en moet de wethouder uitleg komen geven.”
Wat betekent de kredietcrisis voor de controller?
“Voor controllers is het altijd van belang wat nieuwe ontwikkelingen zijn. De kredietcrisis is daar nu de belangrijkste van. Verschillende gemeenten en provincies zijn financieel de mist in gegaan. Dat kan het gevolg zijn van een niet-adequate interne afstemming over de risico’s. Bij een gemeente is uiteindelijk de wethouder wel politiek verantwoordelijk, maar het zal wel intern duidelijk moeten zijn hoe verantwoordelijkheden lopen, wie de adviezen geeft, et cetera. Achteraf bleek dat er in veel gemeenten geen draaiboek was. De verschillende verantwoordelijkheden waren niet altijd goed geregeld. Ook inhoudelijk waren de afwegingen wellicht niet afgestemd. Wist een wethouder wel of er risicodragend belegd werd? Zaten ze daarin op één lijn?’
Wat vindt u ervan dat gemeentelijke en provinciale overheden risicodragend beleggen?
“Je moet je samen afvragen of je dat echt wilt en daar dan een beslissing over nemen. Men ging voor het hoogste rendement, maar er zijn ook andere afwegingen te maken. Je kunt je de vraag stellen of het maatschappelijk verantwoord is om bij buitenlandse banken te beleggen. Sommige controllers zullen hun bestuurders daar vast op gewezen hebben, maar ik ken ook verhalen dat wethouders niet altijd op de hoogte waren. Controllers kunnen een belangrijke rol spelen bij het opstellen van een draaiboek of protocol voor zulke situaties. Zij moeten de risico’s in kaart brengen en vanuit hun vakkennis bestuurders adviseren bij het maken van afwegingen.”
Is dit alleen nodig voor controllers in het publieke domein?
“In elk domein moeten controllers afspraken maken, eigenlijk overal waar geldstromen lopen. Maar in het publieke domein heb je te maken met geld van de belastingbetaler. Beslissingen moeten dan zorgvuldig en veelvuldig worden gewogen. De overheid moet transparant zijn en elke euro verantwoorden. Dat geeft extra verantwoordelijkheid aan de publieke controller. In het bedrijfsleven hebben controllers het in zekere zin gemakkelijker. Natuurlijk moeten de cijfers ook daar kloppen, maar het geld van een bedrijf is eigen geld. De risico’s zijn dan ook voor rekening van de ondernemer en/of de aandeelhouders. Financieel wanbeleid bij een bedrijf zul je dus nauwelijks in de krant aantreffen. Hoogstens zullen de aandeelhouders boos zijn.”
Wat voor eisen stelt u aan de functie van controller?
“De basis voor mij is dat controllers net als iedereen gewoon hun vak moeten uitoefenen. Dat wil zeggen dat de cijfers op orde moeten zijn. Er moet totale transparantie en toegankelijkheid zijn. Daarnaast kunnen controllers ook een adviserende of strategische rol binnen een organisatie vervullen, maar van belang is dat ze gefocust blijven op een correcte financiële huishouding. Een controller die goed is in zijn of haar vak, kent alle ins en outs en heeft de adequate informatie paraat. Zulke mensen zijn voor mij als ondernemer goud waard. Daar heb ik niet een aparte, dure adviseur voor nodig.”
Stelde u als staatssecretaris andere eisen aan controllers?
“Ja, dat is niet te vergelijken. In zowel het private als het publieke domein moeten controllers hun werk doen, maar bij de overheid moeten ze ook overleggen. Er zijn immers veel meer voorschriften. Zo heb je daar als controller te maken met de comptabiliteitswet, comptabiliteitsregelingen, gemeentelijke verordeningen, et cetera. De transparantie stelt hogere eisen en bovendien moeten de gegevens paraat zijn. Een raadslid of Kamerlid kan elke dag gegevens over de financiën van de overheid opvragen. Voor mij als ondernemer zou zulke transparantie onbetaalbaar zijn, maar bij de overheid is dat de prijs van de democratie. De belastingbetaler heeft er recht op te weten waar het geld naar toe gaat.”
U bent ook docent Europees fiscaal recht. Als u met een Europese bril naar de Nederlandse controller kijkt, hoe brengen ze het er dan van af?
“Nederland doet het qua controlling goed. We zijn, net als Duitsland, een van de koplanden die het goed doen. We staan in Europa te boek als degelijk, zuinig en solide. We zijn niet frivool met cijfers. Als Europese partners één keer narekenen al voldoende vinden, dan doen wij het tien keer. Brussel is een verhaal apart. Daar is de controllerfunctie enorm aangescherpt en wordt deze weer gecontroleerd door het Europees parlement. Je kunt niet zeggen dat er Europees één model voor controlling is overgenomen van een bepaald landen. Alle landen hebben het verschillend georganiseerd, omdat de voorschriften verschillen. Maar voor iedereen geldt dat controllers en mensen bij financiën een enorme verantwoordelijkheid hebben richting hun bewindspersoon, provinciaal gedeputeerde of wethouder. Op het departementen van Financiën werden we altijd geïnformeerd. Wij controleerden zelf ook, en daarnaast heb je ook altijd nog de Rekenkamer.”
Hoe kijkt u persoonlijk aan tegen de kredietcrisis?
“De banken spelen een cruciale rol. Ondanks de hoeveelheid strenge regels zijn er door de banken veel fouten gemaakt. Op zich is het goed dat dan banken als Fortis en ABN AMRO door de staat worden overgenomen. Maar dat moet tijdelijk zijn. De markt moet gewoon z’n werk kunnen doen. Ik vind dat het kabinet de kredietcrisis goed heeft aangepakt, veel beter dan de Amerikaanse regering. Die had Lehmann Brothers nooit mogen laten omvallen. Nederland liep voorop met diverse maatregelen zoals de garantieregeling, het nationaliseren van banken en de staatssteun. Er is veel waardering voor de Nederlandse aanpak gekomen, ook uit het buitenland. Deze crisis is zo ernstig, omdat deze zich afspeelt in de haarvaten van de economie. Bovendien komt de markt er nu zelf niet meer uit. Het komt niet vaak voor dat de marktsector, zoals banken en andere sectoren bijvoorbeeld de auto-industrie, bij de overheid moet aankloppen.”
Wat is nu verder de taak van de overheid?
“Ik denk dat de overheid nu vooral moet investeren, bijvoorbeeld in infrastructuur: wegen, havens. De schop moet de grond in. We hebben nog voor miljarden aan projecten gepland staan. Die projecten moeten we nu naar voren halen. Dat betekent dat we het financieringstekort en de staatsschuld even moeten vergeten. De overheid moet vooral zorgen dat de economie blijft draaien en dat de werkeloosheid niet te hoog oploopt. Het huidige kabinet wil wel investeren, maar dan moeten ook de regels versoepeld worden, zodat de projecten niet belemmerd worden. Ik denk dat de crisis zich nog verscherpt en dat we dit jaar een krimp van 2% of meer zullen zien. In 2010 zouden we een lichte groei kunnen beleven als de werkeloosheid beperkt blijft.”
U heeft ook een boekje1 geschreven over de kredietcrisis?
“Ja, ik heb het in de herfst van 2008 geschreven. Inmiddels heb ik het begin dit jaar herschreven en aangepast aan actuele ontwikkelingen. Het is bedoeld voor iedereen die beroepshalve of persoonlijk geïnteresseerd is in de achtergronden, de gevolgen en de aanpak van de crisis. Ik ben uitgegaan van allerlei vragen en geef dus ook antwoorden over wat mijns inziens wel werkt en niet werkt. Nederland heeft een sterk bedrijfsleven en een overschot op de Rijksbegroting. Dat zijn goede uitgangspunten om door de crisis heen te komen. We hoeven onszelf niet de put in te praten. Andere landen zien beter dan wij dat Nederland er verhoudingsgewijs goed voorstaat. Bovendien hebben we een uniek poldermodel. Regering, werkgevers en werknemers zitten aan één tafel en trekken gezamenlijk een plan. Dat vind ik mooi en is goed voor de economie.”
Noot
1 De kredietcrisis (en hoe we er sterker uit kunnen komen), door W.A. Vermeend, Lebowski 2009, 143 pag. ISBN 978 90 488 0192 3.