slogan: PLATFORM VOOR PUBLIC GOVERNANCE, AUDIT & CONTROL

Stop de uitverkoop van Nederlandse energiebedrijven

Stop de uitverkoop van Nederlandse energiebedrijven

6 juli 2012 om 11:54 door Arjo Klamer 0 reacties

Of de verkoop van Nederlandse bedrijven aan buitenlandse bedrijven al dan niet een goede zaak is, hangt af van de waarden die we momenteel belangrijk vinden. Althans dat is wat een cultureeleconomisch perspectief aangeeft. Gezien de situatie waarin de Nederlandse samenleving zich bevindt, toont een afweging van belangwekkende waarden die met het al dan niet verkopen van Nederlandse energiebedrijven in het geding zijn, dat de uitverkoop onwenselijk en onverstandig is.

Als we verder kijken dan de logica van de markt en die van de overheid hebben we goede redenen om te concluderen dat verkoop van Nederlandse energiebedrijven onwenselijk en onverstandig is. Wanneer de markt en de overheid te dominant zijn geworden, zoals nu het geval is, verdient de sociale sfeer aandacht en valt er veel voor te zeggen om energievoorziening als een maatschappelijke aangelegenheid te houden. Alleen dan kunnen de belangrijke waarden van duurzaamheid, betrouwbaarheid en betaalbaarheid tot hun recht komen. Daarbij komt dat de productie van energie steeds dichter bij huis komt.

Het cultureel-economisch perspectief wijkt af van de gangbare economische benadering door de aandacht voor waarden, en daarmee voor de verschillende sferen waarin mensen en organisaties waarden realiseren. Gaat de gangbare economische benadering uit van gegeven voorkeuren van mensen en richt ze zich op de prikkels van prijzen, kosten en beloningen op het gedrag van mensen, het cultureel-economisch perspectief trekt de analyse breder door ervan uit te gaan dat menselijk gedrag gericht is op het realiseren van waarden. Een alledaags voorbeeld illustreert het verschil.
Gaat u naar het café, dan registreert de gangbare economie het bedrag dat u betaalt aan de kassa en vraagt zich af wat u doet als de prijs van bier en koffie omhoog gaat. Het cultureeleconomisch perspectief vestigt de aandacht op de waarden die u wilt realiseren met dat bezoek aan het café. Het kan zijn dat de consumptie van een biertje slechts een middel is om iets anders te realiseren, zoals gezelligheid of vriendschap (met uw metgezel), of misschien wel de liefde. Gezelligheid, vriendschap en liefde zijn sociale waarden. Menselijk handelen zijn vooral gericht op dat soort waarden. Dat economen die waarden niet registreren, en zich louter richten op het bedrag dat u afrekent doet niets af aan hun betekenis. Het cultureeleconomisch perspectief stelt die waarden centraal.

Vier sferen van waarden
Aandacht voor de waarden brengt met zich mee de noodzaak om een onderscheid te maken tussen verschillende waardensferen. Ik onderscheid vier van dergelijke sferen:

  1. De markt is de sfeer waarin we ruilrelaties aangaan met anderen. Gaat het energiebedrijf de markt op dan betaalt u de marktprijs voor energie. Op de markt wordt de waarde der dingen geprijsd in een voortdurende botsing tussen de aanbieders die zo’n hoog mogelijke prijs willen en de consumenten die zo weinig mogelijk willen betalen. De prijs is de taal waarmee we een ruil kunnen afsluiten. Het gaat om quid pro quo-transacties, dat wil zeggen transacties waarin iets wordt overhandigd in ruil voor iets gelijkwaardigs, zoals een kopje koffie voor een paar euro. De sfeer van de markt is het meest geëigend voor de realisering van waarden als keuzevrijheid (voor de consumenten), efficiëntie, concurrentie, ondernemerschap, individualisering en objectivering: bepalend zijn de prijs die een organisatie vraagt en de prijs die een consument wil betalen, ongeacht de kleur van de ogen of andere subjectieve karakteristieken.
  2. In de sfeer van de overheid handelen mensen op basis van regels. Nutsbedrijven in het bezit van de overheid leveren elektriciteit en gas volgens de voorschriften die ambtenaars hebben opgesteld en politici goedgekeurd. In deze sfeer gaat het vooral om waarden als solidariteit, rechtvaardigheid, toegankelijkheid, het collectief belang en objectivering (want ook voor de overheid doet de kleur van de ogen van een individu er niet toe).
    Zowel de sfeer van de markt als die van de overheid spelen een belangrijke rol in het dagelijks leven, maar in de regel verhouden we ons tot anderen zonder de bemiddeling van de markt of de overheid. Dan verkeren we in de oikos of de sociale sfeer.
  3. De oikos is de sfeer waarin we wezenlijke relaties onderhouden. Onze oikos bestaat uit mensen met wie we een lotsverbondenheid ervaren, omdat ze familie zijn of omdat we iets wezenlijks met hen delen. Voor veel Nederlanders is de oikos hun gezin, of familie, maar er zijn andere verbanden denkbaar die voor mensen een oikos vormen. In de oikos voeden ouders kinderen op, en verzorgen kinderen ouders. Velen delen hun vakantie met leden van hun oikos, ze maken ruzie in de oikos (zo leuk is de oikos niet altijd), vieren verjaardagen, huwen en begraven. In de oikos gaat het om familiewaarden als zorgzaamheid, loyaliteit, liefde en verbondenheid. Niets is zo veranderlijk en dynamisch als de oikos, maar het is de basis van waaruit mensen opereren in sociale verbanden, in de markt en in de overheid. De oikos is belangrijk omdat mensen veelal in die context concrete beslissingen dienen te nemen over wat ze aan energie verbruiken. Aan de keukentafel besluiten mensen verre reizen te maken, een tweede auto aan te schaffen of duurzame huizen te (laten) bouwen.
  4. In de sociale sfeer verhouden we ons tot anderen buiten de oikos en zonder bemiddeling van de markt (denk prijs) of de overheid (denk regels). In deze sfeer gaan we om met onze buren, hebben we collega’s, vieren we sportoverwinningen, sluiten vriendschappen, manifesteren we onze identiteit, beleven we iets als vaderlandsliefde, zijn we lid van clubs en verenigingen, doen we aan politiek, vermaken we ons, zoeken we inspiratie en schoonheid en gaan naar de kerk. Sociaal verkeer gebeurt vooral op basis van wederkerigheid: ik doe iets voor jou en jij doet iets voor mij zonder dat we duidelijk maken wat precies, hoeveel en wanneer. In die zin is een sociale interactie anders dan een markttransactie, want in de laatste maakt de prijs de ruilverhouding expliciet. Ook spelen juridische contracten er geen rol van betekenis zoals ze dat wel doen in de markt en voor de overheid. In de sociale sfeer realiseren we belangrijke sociale waarden zoals vriendschap, gemeenschap, gezelligheid, collegialiteit, vertrouwen en identiteit. In de sociale sfeer ontstond een waardering voor het grote geld die nu omslaat in een afkeuring daarvan.


TPC 3 2009 blz 12.JPGNiet aan de logica van de marktDe waardensferen moeten op een of andere manier in balans zijn met elkaar. Domineert de sfeer van de overheid teveel dan gaat dat wringen in de andere sferen. De marktsfeer komt dan in de verdrukking net als de sociale sfeer. Teveel overheid leidt tot perverse prikkels, inefficiëntie in productie en beperkingen van de vrijheid van keuze voor de consument. Ooit was de sociale sfeer te dominant en gaf de markt de uitkomst om innovatieve energie te genereren en de waarde van vrijheid te realiseren. Toen eind jaren twintig van de vorige eeuw de logica van de markt te ver bleek doorgeschoten, kreeg de overheidssfeer meer aandacht. Een stevige overheid zorgde voor meer stabiliteit en rechtvaardigheid. In de jaren zeventig werd de overheid teveel en werd de markt weer populair, met dezelfde consequenties als in de jaren twintig. In al die tijd kwam de sociale sfeer steeds meer in de verdrukking. Om het evenwicht te herstellen is versterking van de sociale sfeer hard nodig. Dat betekent meer ruimte voor maatschappelijke ondernemingen, voor organisaties dus die maatschappelijke, sociale en culturele doelen dienen, voor coöperaties, verenigingen en andere sociale verbanden.

Om nu de productie en distributie van energie over te geven aan de logica van de markt is daarom onwenselijk. In het geval van energie staan belangrijke maatschappelijke waarden op het spel. Het gaat niet alleen om betrouwbaarheid – valt de elektriciteit uit, dan valt de economie stil –, maar ook om betaalbaarheid en vooral duurzaamheid. Dat lijkt redenen genoeg om het eigendom van de energie in handen van een maatschappelijke organisatie of een overheidsorganisatie te geven. Niet degenen die in de eerste plaats op eigen gewin uit zijn, maar mensen die het maatschappelijk belang willen dienen, zouden over energie moeten gaan. Misschien gaat dat ten koste van keuzevrijheid en efficiëntie – de waarden die de marktsfeer zo goed dient –, maar de winst zit in de sociale waarden, zoals de waarden van solidariteit, kwaliteit en duurzaamheid.

Andere overwegingen om de uitverkoop van energiebedrijven aan buitenlandse bedrijven af te wijzen, betreffen de eigenaardige karakteristieken van energie. Omdat de schaalvoordelen van energieproductie nog steeds groot zijn, is er een grote druk op schaalvergroting en daarmee de vorming van oligopolies met monopolistische eigenschappen. Afsplitsing van het netwerk is een poging om meer concurrentie in de energiemarkt te krijgen. Die operatie blijkt maar ten dele te lukken met als gevolg dat we met een halfbakken markt blijven zitten. De vraag is of meer markt wenselijk is als de markt zo onvolkomen is als deze dreigt te worden. En hoe zit het met de belangen van de marktpartijen? Zeker als het gaat om de waarde duurzaam, valt niet teveel te verwachten van een partij die er gebaat bij is om op de korte termijn zoveel mogelijk geld te verdienen. Misschien is het uit oogpunt van marketing goed om consumenten te stimuleren minder energie af te nemen, maar dat kan niet het werkelijke belang zijn van een partij die verdient aan het verkopen van alleen maar meer energie. Daarbij komt dat energie de inzet zal gaan worden van politieke strijd. Het gedoe rond het Russische gas zou een stevige waarschuwing moeten zijn. Wanneer energie schaars is, wordt het een wapen om andere landen op de knieën te krijgen. Het private eigendom zou wel eens een slechte bescherming kunnen blijken in een dergelijk slagveld. Net zoals een internationale bank als ABN/AMRO als het erop aankomt een Nederlandse aangelegenheid blijkt te zijn, zal RWE Duits zijn en E.ON Zweeds.

Het argument dat provincies door de verkoop van hun aandelen, er beter van worden, is niet steekhoudend. Want ze geven met de verkoop een goed renderend bezit op. En de vraag is of ze het geld zo weten te besteden, dat minstens een gelijkwaardig rendement gerealiseerd wordt. De verleiding is natuurlijk groot om het aan allerlei leuke projecten te besteden die uiteindelijk weinig opleveren.

Duurzaam, betrouwbaar en betaalbaar
Blijft als belangrijkste overweging een vorm te vinden die optimaal uitdrukking geeft aan de meest wenselijke waarden: duurzaam, betrouwbaar en betaalbaar. Door zo veel nadruk te leggen op de logica’s van de markt en overheid gaan we eraan voorbij dat een belangrijke factor dichter bij huis ligt, in de oikos dus. Het is in de oikos dat mensen beslissen hoeveel en welke energie ze willen verbruiken. Het is in de oikos dat mensen tot het besef moeten komen dat ze het anders willen, meer duurzaam vooral. Misschien is de toekomst wel kleinschaligheid, zoals in de productie van energie door middel van zonnepanelen, windmolens en besparingen. Om dat besef teweeg te brengen in de oikos is de sociale sfeer cruciaal. Het gaat hierbij om de inzet van maatschappelijke groeperingen, om wat op scholen gebeurt, om hoe mensen elkaar aanspreken. Om dat proces te stimuleren, zou het wenselijk en verstandig zijn om energiebedrijven maatschappelijke ondernemingen te maken die meer gericht zijn op het bevorderen van waarden als duurzaamheid, betrouwbaarheid en betaalbaarheid, dan het realiseren van het grote geld.
Kortom, laat het eng-economisch perspectief varen, omarm het bredere cultureel economisch perspectief en de keuze is duidelijk. Privatisering van de energie is zowel onwenselijk en onverstandig.

Arjo Klamer is hoogleraar Culturele Economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en decaan van Academia Vitae te Deventer.

Sluiten