slogan: PLATFORM VOOR PUBLIC GOVERNANCE, AUDIT & CONTROL

De cijfers achter de wachtlijsten

De cijfers achter de wachtlijsten

6 september 2012 om 09:34 door Linda Voetee 0 reacties

Kinderen die geen acute jeugdzorg nodig hebben, zijn van de wachtlijst afgehaald. Het klinkt voor velen in de jeugdzorgsector legitiem. De registratieachterstanden zijn weggewerkt. ‘Ik vind deze administratieve opschoning winst, omdat de wachtlijstcijfers hier juist kwalitatief beter van worden’, zei minister Rouvoet in zijn reactie op het rapport.1 Maar in werkelijkheid is hét cijfer op basis waarvan de prestaties in de jeugdzorg zouden moeten worden beoordeeld hierdoor in één klap waardeloos geworden. In dit artikel wordt uitgelegd waarom dit het geval is.

De afgelopen jaren hebben het Rijk en de provincies zich ingespannen om de problemen in de jeugdzorg aan te pakken. De focus lag hierbij vooral op het terugdringen van de wachtlijsten; de prestaties in de jeugdzorg werden aan dit enkele cijfer afgemeten. Deze eenzijdige focus heeft ervoor gezorgd dat de cijfers leidend werden en dat het kind hierin niet meer centraal stond. De Randstedelijke Rekenkamer trekt in haar rapport ‘Kind centraal of cijfers centraal?’ stevige conclusies met betrekking tot de kwaliteit van de informatievoorziening in de jeugdzorg. Daarnaast levert zij inhoudelijk een aantal nieuwe inzichten voor de problemen die zich voordoen in de jeugdzorg. Zo brengt de rekenkamer de problemen omtrent de achterblijvende uitstroom en de moeilijk plaatsbare jeugd voor het voetlicht. Het onderzoek benadrukt hiermee het belang van adequate prestatie-indicatoren en het gebruik daarvan.

Vertekende weergave van de wachtlijsten
De discussie over de problemen met de wachtlijsten in de jeugdzorg loopt al enkele jaren. In 2001 stelde de landelijke Commissie Wachtlijsten Jeugdzorg (commissie Peer) dat er in de jeugdzorg sprake was van onacceptabele wachtlijsten en wachttijden met ernstige gevolgen voor de betrokken jeugdigen.2 In de jaren daaropvolgend heeft het Rijk samen met de provincies en de grootstedelijke regio’s veel in het werk gesteld om deze wachtlijsten weg te werken. In 2007 berichtte de MOgroep3 dat de wachtlijsten kunstmatig kort werden gehouden en dat de problematiek in werkelijkheid veel groter was dan de cijfers lieten zien. Zodra kinderen enige vorm van hulp kregen, werden ze van de wachtlijst verwijderd. De MOgroep plaatste vraagtekens bij die hulp, die in haar ogen lang niet altijd de meest geschikte was. Met ingang van 2008 wordt deze groep kinderen in de rapportages aan de Tweede Kamer meegenomen en wordt uitgegaan van het aantal kinderen dat langer dan negen weken wacht op een vorm van jeugdzorg (ongeacht of zij reeds bepaalde zorg ontvangen).

Begin 2008 stonden in totaal 6.310 kinderen op de wachtlijst. In september 2008 hebben het Rijk en de provincies afspraken gemaakt, zodat er uiterlijk 31 december 2009 geen wachtlijsten meer zouden bestaan. Hiervoor hebben alle partijen extra geld ter beschikking gesteld. ‘Wachtlijsten Jeugdzorg nagenoeg opgelost‘ was begin 2010 de strekking van menig pers- en nieuwsbericht. Begin 2010 stonden 1.803 kinderen op de wachtlijst, een daling van 71% ten opzichte van begin 2008. De vraag is echter of hiermee de problemen in de jeugdzorg daadwerkelijk nagenoeg zijn opgelost. Uit onderzoek van de Randstedelijke Rekenkamer blijkt dat de wachtlijsten niet alleen zijn afgenomen door het verlenen van zorg, maar ook doordat

  1. kinderen die geen acute zorg nodig hebben van de wachtlijst zijn afgehaald en
  2. registratieachterstanden zijn weggewerkt.

Door de provincies is geen onderscheid aangebracht in de effecten die zijn bereikt door het verlenen van zorg en de effecten die zijn bereikt door de eerder genoemde administratieve handelingen. Hierdoor kunnen de prestaties in de jeugdzorg niet meer aan de wachtlijstcijfers worden afgemeten. De afname van de wachtlijsten zegt dus weinig over het gerealiseerde effect. Ook is niet vast te stellen of het extra geld dat ter beschikking is gesteld heeft geleid tot een extra afname van de wachtlijsten.

Randstedelijke Rekenkamer
De Randstedelijke Rekenkamer onderzoekt het rechtmatig, doelmatig en doeltreffend functioneren van de provincies Flevoland, Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland. De missie van de rekenkamer is het verbeteren van het functioneren van het provinciaal bestuur en de daarmee verbonden organen en het versterken van de publieke verantwoording. In 2009 heeft de rekenkamer een onderzoek uitgevoerd (publicatie januari 2010), waarin is nagegaan in hoeverre het kind centraal stond in de afspraken om de wachtlijsten weg te werken en wat de wachtlijstcijfers zeggen over de prestaties in de jeugdzorg.

Onvoldoende inzicht in de spreiding van de wachttijd
Doordat de afspraken tussen het Rijk en de provincies te eenzijdig gericht waren op het terugdringen van de wachtlijsten langer dan negen weken, zijn bepaalde knelpunten in de jeugdzorg over het hoofd gezien. Het feit dat in de Randstadprovincies meer dan 40% van de kinderen op de wachtlijst al langer dan 22 weken op zorg wacht, blijkt bijvoorbeeld niet uit de wachtlijstcijfers.
De Randstedelijke Rekenkamer heeft aan de betrokken zorginstellingen in de provincies Flevoland, Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland gevraagd om de lijst van kinderen aan te leveren die per 1 april 2009 op de wachtlijst stonden.4 Op basis van deze gegevens heeft zij voor deze provincies gezamenlijk de totale spreiding van de wachttijd berekend. In grafiek 1 en tabel 1 is deze spreiding van de wachttijd vanaf negen weken weergegeven.

TPC augustus 2010 blz 22.jpg
Grafiek 1. De totale spreiding van de wachttijd vanaf negen weken (n=761)

  Wachtlijst 1-4-2009 Voor het eerst wachtend Stond al op de wachtlijst van4:
1-1-2009 1-10-2008 1-7-2008 1-4-2008 1-1-2008
Wachttijd op 1-4-2009 > 9 wk 9-21 wk > 22 wk > 35 wk > 48 wk > 61 wk > 74 wk
Aantal kinderen 761 441 320 144 79 45 28
Percentage   58% 42% 19% 10% 6% 4%

Tabel 1. De totale spreiding van de wachttijd vanaf negen weken

Achtergrond jeugdzorg
Jeugdzorg is een vorm van hulpverlening voor kinderen (en hun ouders). Het gaat bijvoorbeeld om hulp bij de opvoeding, ambulante zorg en pleegzorg. De jeugdzorg is georganiseerd via de Bureaus Jeugdzorg en de Centra voor Jeugd en Gezin.6 Via deze eerste aanspreekpunten komen kinderen terecht bij de zorgaanbieders die de gespecialiseerde jeugdzorg bieden. De provincies en grootstedelijke regio’s zijn verantwoordelijk voor de aansturing van de Bureaus Jeugdzorg en de zorgaanbieders. Wanneer een kind na indicatie door Bureau Jeugdzorg langer dan negen weken moet wachten op de aanvang van de hulpverlening komt hij/zij op de wachtlijst te staan.

Bijna 60% van de kinderen stond op 1 april 2009 voor het eerst op de wachtlijst. Iets meer dan 40% stond langer dan 22 weken op de wachtlijst en bijna 20% wachtte al meer dan 35 weken op jeugdzorg. De wachtlijstcijfers die aan de provincies en het Rijk worden gerapporteerd geven geen inzicht in deze spreiding. Het beleid is hierdoor mogelijk onvoldoende gericht op moeilijk plaatsbare kinderen.

Problemen bij de uitstroom niet onderkend
In de aanloop naar de begroting 2008 van het ministerie van Jeugd en Gezin komt de MOgroep met het bericht dat steeds meer ouders en kinderen de weg weten te vinden naar de jeugdzorg. Zij voorziet dat in de komende jaren de vraag naar jeugdzorg blijft groeien en verklaart dit door een aantal maatschappelijke ontwikkelingen7:

  • Het taboe om hulp te vragen bij opgroei- en opvoedproblemen is aan het verdwijnen.
  • Door alle media-aandacht rondom de Bureaus Jeugdzorg is beter bekend dat er hulp/advies beschikbaar is.
  • Veiligheid van kinderen staat centraler waardoor burgers en professionals eerder ondersteuning inschakelen (en alerter zijn op signalen van kindermishandeling).
  • Omvang van kindermishandeling is groter dan gedacht.
  • De problematiek bij kinderen en opvoeders wordt steeds complexer.
  • Er is toename van meervoudige problematiek bij gezinnen (multi-problem gezinnen).
  • Er is behoefte aan sneller ingrijpen door de maatschappij.
  • Er is toename van het aantal echtscheidingen en als gevolg daarvan toename van problematiek bij kinderen.

Uit het onderzoek van de Randstedelijke Rekenkamer komt echter naar voren dat het aantal kinderen dat een indicatie voor jeugdzorg heeft ontvangen, de afgelopen jaren niet is gestegen. Het onderzoek maakt inzichtelijk dat de stijging van het aantal kinderen dat een beroep op jeugdzorg doet, wordt veroorzaakt doordat de uitstroom achterblijft op de instroom. Het systeem raakt hierdoor als het ware verstopt. Je kunt de jeugdzorg vergelijken met een rondrijdende bus. Stel dat bij iedere halte twee kinderen de bus instappen en dat één kind de bus uitstapt. Bij iedere halte stappen dan evenveel kinderen de bus in. Toch neemt het aantal kinderen in de bus iedere halte met één toe, waardoor het steeds voller wordt in de bus. Op een gegeven moment moet de buschauffeur kinderen bij de halte laten staan, of hij laat andere kinderen uitstappen. Wil de busmaatschappij dit niet dan moet er een extra bus worden ingezet. Op een vergelijkbare manier raken de plaatsen in de jeugdzorg bezet en ontstaan wachtlijsten.

TPC augustus 2010 blz 24-1.jpg
TPC augustus 2010 blz 24-2.jpg
TPC augustus 2010 blz 24-3.jpg

Grafiek 2. Het aantal kinderen waarvoor jeugdzorg is aangevangen (instroom) en beëindigd (uitstroom) in 2008-2009

Grafiek 2 laat de toename in de periode 2008-2009 (tot en met het tweede kwartaal) zien van het aantal kinderen dat jeugdzorg ontvangt in de provincies Flevoland en Zuid-Holland. De grijs gearceerde vlakken in de grafiek laten per kwartaal het verschil zien tussen het aantal kinderen waarvoor jeugdzorg is aangevangen en waarvoor jeugdzorg is beëindigd. In de provincies Noord-Holland en Utrecht was niet of niet betrouwbaar over de benodigde informatie gerapporteerd.
In de provincie Flevoland ontvangen elk kwartaal gemiddeld ongeveer 140 meer kinderen jeugdzorg dan in het kwartaal daarvoor. In de provincie Zuid- Holland stijgt het aantal kinderen dat jeugdzorg ontvangt per kwartaal gemiddeld met ongeveer 70. Zolang de uitstroom achterblijft op de instroom zal extra capaciteit en daarmee ook extra geld beschikbaar moeten worden gesteld om wachtlijsten in de jeugdzorg te voorkomen. Het is daarom uiterst belangrijk om inzicht te krijgen in de oorzaak hiervan. De rekenkamer heeft dit niet onderzocht, maar wijst wel op twee mogelijke oorzaken waardoor de uitstroom lager kan zijn dan de instroom:

  1. De behandelduur is in de afgelopen periode toegenomen, waardoor de uitstroom achterblijft op de instroom;
  2. De instroom was in het verleden lager en de huidige lage uitstroom is nog het gevolg van deze lage instroom (na-ijleffect als gevolg van de behandelduur).

Conclusie
Onderzoek van de Randstedelijke Rekenkamer heeft aangetoond dat een te eenzijdige focus op een enkele prestatie-indicator leidt tot een vertekende weergave van de werkelijkheid. Daarnaast worden door de eenzijdige aandacht voor één knelpunt andere knelpunten over het hoofd gezien. De Rekenkamer heeft de provincies dan ook aanbevolen om naast de wachtlijstcijfers ook andere indicatoren te gebruiken om de prestaties in de jeugdzorg te beoordelen. Ook heeft de Rekenkamer aanbevolen om uit te zoeken waardoor de achterblijvende uitstroom wordt veroorzaakt, of dit bijvoorbeeld met een verzwaring van de problematiek te maken heeft. Als het niet mogelijk is om de uitstroom op hetzelfde niveau te krijgen als de instroom, moet er rekening mee worden gehouden dat de komende jaren meer middelen voor jeugdzorg nodig zullen blijven.

Drs. L.M. Voetee is projectleider bij de Randstedelijke Rekenkamer.

Noten
1 Brief van de minister voor Jeugd en Gezin aan de Tweede Kamer d.d. 23-03-2010 (TK 2009–2010, 31 839, nr. 51).
2 Landelijke Commissie Wachtlijsten Jeugdzorg, rapport ‘Het zal je kind maar wezen’, 2001.
3 Maatschappelijke Ondernemers Groep, de brancheorganisatie voor Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang in Nederland.
4 In de provincie Flevoland is de wachtlijst van 1-10-2009 aangeleverd en deze kinderen stonden al op de wachtlijst van achtereenvolgens: 1-7-2009; 1-4-2009; 1-1-2009; 1-10-2008 en 1-7-2008.
5 In de provincie Flevoland is de wachtlijst van 1 oktober 2009 aangeleverd.
6 Het is de bedoeling dat het netwerk van de Centra voor Jeugd en Gezin in 2011 landelijk dekkend is.
7 MOgroep, persbericht op de website, http://www.mogroep.nl/index.php?p=95378.

Sluiten