slogan: PLATFORM VOOR PUBLIC GOVERNANCE, AUDIT & CONTROL

Grote rol gemeenten bij dienstverlening aan burgers

Grote rol gemeenten bij dienstverlening aan burgers

7 november 2012 om 12:31 door Albert Kraak, Thomas Meijer 0 reacties

Ralph Pans.jpgRuim een jaar is mr. R.(Ralph)J.J.M. Pans voorzitter van de directieraad van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Daarvoor was hij lange tijd de hoogste ambtenaar op het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Welke verschillen ziet hij in het functioneren van gemeenten versus het Rijk, in het bijzonder als het gaat om bedrijfsvoering? Wat is zijn visie, moet het anders en kan het beter? En hoe dan?

Hoe bevalt het bij de VNG?
‘Uitstekend! Als SG ben je met name bezig met je eigen departementale organisatie. De VNG heeft een heel ander profiel en dat vind ik erg leuk. De VNG is belangenbehartiger van de gemeenten, heeft een adviesfunctie naar gemeenten en heeft – en dat realiseert niet iedereen zich – daarnaast ook een aantal bedrijven.’ Hij noemt de VNG Uitgeverij, VNG Verzekeringen, SGBO, VNG Congresbureau en VNG Internationaal, dat tal van projecten uitvoert onder meer met Europees geld.

Pans vertelt dat hij twee doelstellingen had toen hij aantrad. Hij moest het tekort op de begroting van de VNG oplossen en de transparantie en externe oriëntatie van de VNG vergroten. Het tekort was snel weggewerkt. De uitdaging is dus nu het vergroten van de transparantie. ‘Met het vergroten van de transparantie en externe oriëntatie bedoel ik dat we als VNG meer focus krijgen en meer gemeente georiënteerd zijn in onze dienstverlening. Onze rol moet zijn het helpen verbeteren van de kwaliteit van het lokaal bestuur in plaats van het alleen maar discussiëren over de positie van gemeenten in het bestel.’ Volgens Pans betekent dit ook dat de VNG kritisch moet durven zijn naar de eigen leden. Daarbij moet de VNG zich niet normatief opstellen, maar de prikkels organiseren waardoor er binnen gemeenten discussie ontstaat. Het ontwikkelen van benchmarks door de VNG, zoals bijvoorbeeld is gebeurd voor sociale diensten en diensten burgerzaken, kan daaraan bijdragen. Pans: ‘Het is beter dingen te laten zien dan de bovenmeester uit te hangen.’

Uw visie op de rol van de VNG lijkt erg aan te sluiten bij de ontwikkelingen bij het Rijk. Ook daar gaat het om transparantie en prestatiegegevens. In Den Haag staan sinds de invoering van de begroting nieuwe stijl de drie W’s centraal (Wat willen we bereiken? Wat moeten we daarvoor doen? Wat gaat het kosten?) Zijn er kenmerkende verschillen tussen bedrijfsvoeringsvraagstukken bij het Rijk en bij de gemeenten?
Pans: ‘Er is de afgelopen tien jaar bij gemeenten ontzettend veel gebeurd. Er zijn producten gedefinieerd en prestatiegegevens verzameld. Ook is er veel geprivatiseerd en uitbesteed. Gemeenten zijn daar veel verder in dan het Rijk. Voor gemeenten geldt veel sterker ‘voor wie doe ik het?, wie is mijn klant?’ Daar kan je als gemeente gewoon niet om heen. Ik wil niet ontkennen dat er bij het Rijk ook goede dingen in gang zijn gezet, zoals VBTB, maar de verbinding tussen de bedrijfsvoering en de producten en klanten ontbreekt. Bij het Rijk heb je de controlekamer van Den Haag en bij gemeenten heb je de controlekamer van de burger. Dat werkt totaal anders.’

Een week eerder had de VNG een ontmoeting met Deense collega’s. Pans grijpt dit aan om een pleidooi te houden voor het naar de burger brengen van de overheidsdienstverlening: ‘In Denemarken bestaat 60% van het budget van gemeenten uit eigen inkomsten. In Nederland is dat slechts 10%. Voor de rest zijn wij als gemeenten afhankelijk van Den Haag. En eigenlijk vindt men in Den Haag het gebruikersdeel van de OZB nog een irritante belasting. Daarom wil het kabinet dit afschaffen waardoor de gemeenten nog maar 5% eigen inkomsten zullen overhouden. Als we de overheidsuitgaven in de hand willen houden moeten we ervoor zorgen dat de ‘cutters’, zoals de Denen dat noemen, worden beloond. Dat bereik je door het dicht bij de burgers te brengen. Ik wil niet zeggen dat wij in Nederland ook meteen naar 60% toe moeten, maar 25% lijkt mij een goed begin. De cutters zitten bij ons bij gemeenten, de spenders bij het Rijk.’

De voorzitter van de directieraad van de VNG vindt dat beslissingen dichter bij de burger moeten worden genomen. Ook moeten volgens Pans absurditeiten die een goede bedrijfsvoering op rijksniveau in de weg staan, worden weggenomen. ‘De eindejaarsproblematiek leidt tot enorme inefficiëntie, bij gemeenten ligt dat heel anders. Als je ziet hoeveel ophef er bij het Rijk ontstaat over overschrijdingen bij grote projecten. Als je kijkt naar het ontstaan van die overschrijdingen dan blijkt vaak dat die eigenlijk al zijn veroorzaakt voordat de projectuitvoering was gestart. Bij deze zaken speelt ook nog eens mee dat de Algemene Rekenkamer dit vaak uitvergroot. Dit kan de zakelijkheid van het kijken naar de producten van de overheid soms in de weg staan.’

Bij het Rijk bestaan er algemene kaders op het gebied van bedrijfsvoering, zoals bijvoorbeeld baten-lastendiensten (‘Agentschappen’). Is het zinvol om dit soort kaders ook voor gemeenten te ontwerpen? De VNG zou die rol op zich kunnen nemen.
‘Ik ben daar sceptisch over. Er bestaat in Den Haag een sterke neiging om greep te krijgen op de prestaties van gemeenten. Departementen zouden ook eens naar zichzelf moeten kijken. Welke verbeteringen heeft het Rijk echt weten te incasseren op dit gebied in vergelijking met gemeenten? Bovendien zijn verschillen tussen gemeenten juist goed. Dat is erg belangrijk om te erkennen. De rol van de VNG is wat mij betreft dat wij de verwondering over de verschillen tussen gemeenten organiseren, zodat gemeenten van elkaar leren. Verder is onze uitdaging dat wij als gemeenten onze eigen agenda weten neer te zetten. Niet ons probleem modelleren naar een in Den Haag bedachte oplossing. De kwaliteit van de uitvoering wordt belangrijker dan het introduceren van steeds maar nieuwe beleidsconcepten. Die uitvoering is wat gemeenten moeten doen en waar ze steeds beter in worden. De burger is niet zo zeer burger, maar met name klant en mens. Bij het stellen van centrale kaders moet je je ook realiseren dat Den Haag risicomijdend is en vooral wil zorgen voor geen gedoe. Dat is ook de reden waarom PPS (Publiek Private Samenwerking) bij het Rijk maar moeilijk van de grond komt. Op gemeentelijk niveau zie je dat dat soort dingen veel makkelijk gaat. Daar zijn een tal van voorbeelden van te noemen. Centrale kaders hebben het gevaar in zich het klassiek Weberiaanse model toe te passen in plaats van maatwerk te leveren. Het moet niet zo zijn dat we niets meer durven te proberen. Dat is bij het Rijk de mentaliteit en die moet anders: je probeert iets en als het mislukt, verantwoord je je.’

Draagt het huidige maatschappelijke tij, de kritische burger, bij aan een betere uitvoering van overheidstaken?
Pans (resoluut): ‘Aan de gemeentelijke kant zeker. Je ziet dat terug bij de gemeenteraadsverkiezingen. Dat wordt nog eens versterkt door het dualisme bij gemeenten en straks door de gekozen burgemeester. De publieke opinie gaat werken.’
‘Voor Den Haag zie ik vooral dat politiek en media elkaar in een wurggreep houden. Men houdt zich veel bezig met incidenten. Bij Enschede en Volendam zie je ineens dat de Haagse politiek zich ermee gaat bemoeien. Recent was er nog het voorbeeld van gasleidingen die niet goed gecontroleerd zouden zijn, dat bleek achteraf mee te vallen. Ik zou willen zeggen: doe niet of je de gemeenteraad van Nederland bent.’

Hoe bereiken we vanuit dit perspectief de overheid die de burgers zich wensen, een overheid die oog heeft voor hun problemen en die er ook de oplossingen voor heeft?
Pans: ‘De beleidsvorming in de toekomst moet op twee pijlers gebaseerd zijn. In de eerste plaats moet de decentrale, gemeentelijke overheid meer invloed krijgen, omdat deze dichter bij de burger staat. In de tweede plaats moeten er interactieve vormen van beleidsvorming en uitvoering ontstaan. Dat klinkt modieus, maar dat is het niet. De tijd van de grote masterplannen is voorbij. We moeten ruimte geven aan overheidsuitvoerders om met andere partijen zaken op te lossen. De uitvoerders moeten bereid zijn de prijs te betalen voor die ruimte: ze moeten zich verantwoorden, niet alleen naar de politiek maar vooral voortdurend naar de burger. Dit betekent echter dat Den Haag moet erkennen dat haar rol kleiner wordt. Aan de ene kant omdat de gemeentelijke rol groter wordt en aan de andere kant omdat op tal van andere terreinen Europa taken overneemt. Den Haag moet dus leren los te laten. Wat betreft de decentralisatie naar gemeenten betreft het alle zaken die de burger aangaan: werk en inkomen, gezondheidszorg, volkshuisvesting en ga zo maar door. Op al die terreinen moet Den Haag zorgen dat men de kunst van het loslaten verstaat.’

Wat kunnen controllers of mensen in de bedrijfsvoering aan deze ontwikkeling bijdragen en welke rol kan een gemeentelijke rekenkamer in dit verband spelen?
Pans moet er even over nadenken, maar vervolgt dan: ‘Ik denk dat controllers weerstand moeten bieden tegen controle op controle. Ga uit van deskundigheid en kennis en weet wat uiteindelijk je baseline is. Adviseer steviger en onafhankelijker in de richting van bestuur en politiek. De vraag moet altijd zijn: wordt het product er beter van? En als het gaat om instrumenten van bedrijfsvoering en verantwoording: voeg niet alleen iets toe, maar ruim ook af en toe iets op. Anders ontstaat overkill.’ Over de gemeentelijke rekenkamer: ‘Er zijn op hoofdlijn twee modellen, een raadscommissie of een onafhankelijke instelling. Beide modellen kunnen werken en moeten zich in de praktijk bewijzen. Daar moeten we kritisch naar blijven kijken. Ik denk dat de meerwaarde van de gemeentelijke rekenkamer niet bestaat uit de positie als zodanig, de rekenkamer is geen heilige. Corrigerend vermogen krijg je niet door positie maar door openheid. De rol van de rekenkamer is het bevorderen daarvan.’

Betekent dit dat instrumenten, zoals VBTB, volgens u zijn doorgeschoten bij het Rijk?
‘Nee, dat niet. VBTB is een tool om te weten waar je over praat en vanuit dat perspectief belangrijk. Maar het gevaar is wel dat je blijft hangen in het systeem. Voor je het weet creëer je je eigen schijnwerkelijkheid. Het systeem moet hulpmiddel zijn om het product te verbeteren en daar schort het nog wel eens aan. Het moet bij zo’n systeem gaan om heldere verantwoordelijkheden over beleid en uitvoering, maar vooral ook om wederzijdse belangstelling om de burger te helpen bij zijn probleem.’ aldus Pans. Hij voegt eraan toe: ‘Verantwoording mag nooit leiden tot verstarring, soms is het goed naast bestaande paden te treden. Ik denk dat ook voor de overheid zou moeten gelden wat de commissie- Tabaksblatt heeft gezegd: ‘comply or explain’.

Drs. Albert D. Kraak en drs. Thomas Meijer, beiden werkzaam bij Palladio Groep

Voetnoot van de redactie:
VBTB, Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording. 

Sluiten