slogan: PLATFORM VOOR PUBLIC GOVERNANCE, AUDIT & CONTROL

Integriteitszorg anno 2006

Integriteitszorg anno 2006

16 januari 2013 om 17:35 door Peter van der Knaap 0 reacties

Uit nieuw onderzoek blijkt dat werknemers vorig jaar op hun werk gemiddeld 4,4 uur per week hebben besteed aan surfen, e-mailen en bellen voor privédoeleinden.1 In het bedrijfsleven gaat

Uit nieuw onderzoek blijkt dat werknemers vorig jaar op hun werk gemiddeld 4,4 uur per week hebben besteed aan surfen, e-mailen en bellen voor privédoeleinden.1 In het bedrijfsleven gaat volgens sommige schattingen een slordige 7 procent van de winst verloren aan bedrijfscriminaliteit. Nederland is in de jongste integriteitsparade van Transparancy International uit de top tien gevallen. De Algemene Rekenkamer stelde onlangs nog vast dat het systeem van integriteitszorg bij de ministeries een forse impuls nodig heeft: hoewel er de laatste jaren wel meer aandacht is voor integriteit, maken zij nog steeds weinig risicoanalyses en worden integriteitsinbreuken nauwelijks goed bijgehouden.2

Er is echt wat aan de hand. Volgens het Sociaal Jaarverslag Rijk 2005 is het aantal geregistreerde inbreuken op integriteit vorig jaar flink gestegen: 136 gevallen tegenover 59 in 2004. Het is dan ook niet voor niets dat integriteit hoog op de agenda staat. Tegelijkertijd zijn er waarschuwingen voor overschatting en te veel integriteitsbeleid. In dit artikel wordt een lans gebroken voor een nieuwe, positieve insteek. Er wordt een aantal instrumenten behandeld die kunnen bijdragen aan het integer handelen van medewerkers.

Integriteit: een probleem?
Integriteit is een containerbegrip. Het is een soort semantische magneet die voor louter positieve zaken staat: eerlijkheid, betrouwbaarheid, loyaliteit, moreel besef, verantwoordelijkheid, rechtvaardigheid, openheid, onafhankelijkheid en eervol handelen. Toch worden ‘integriteit’ en ‘integriteitsbeleid’ vooral geassocieerd met negatieve zaken: fraude, corruptie, diefstal, plichtsverzuim, enzovoort. Wie het heeft over de integriteit of het integriteitsbesef bij de overheid of het bedrijfsleven, verwijst toch vooral naar die negatieve kant.

Op dit moment is er opvallend veel aandacht voor het integriteitsvraagstuk. Indicatief hiervoor was de aandacht die vorig najaar uitging naar het feit dat Nederland niet langer in de top tien staat van Transparancy International. Op de Transparency International Corruption Perceptions Index 2005, die op basis van oordelen van experts de mate van corruptie in landen meet, neemt Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk nu de elfde plaats in. Hoewel dit nog altijd een mooie positie is, wordt deze duikeling – Nederland stond in 2003 en 2002 nog op plaats zeven – door sommigen zelfs gezien als een teken van het morele verval van ons land. Deze perceptie wordt gevoed door de bouwfraude, de hbo-zaak, de vermeende onregelmatigheden rond het belonen van topambtenaren op OCW en – wellicht in mindere mate – de berichten in 2005 over fraude en diefstal bij de gemeente Amsterdam.

We weten het niet precies
Maar hoe staat het nu feitelijk met het integriteitsprobleem in enge zin, met fraude en corruptie dus? Helaas: net als bij het witwassen van zwart geld en het precieze percentage buitenechtelijke kinderen (om maar eens twee voorbeelden te noemen), weten we het niet precies. Wie de officiële monitorinformatie van het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector raadpleegt, komt vooral kwantitatieve informatie over integriteitsmaatregelen tegen. Uit het spraakmakende onderzoek van de bestuurskundigen Leo Huberts en Hans Nelen kwam vorig najaar naar voren dat topambtenaren in het openbaar bestuur schatten(!) dat in Nederland 1 op de 20 politici corrupt is. Huberts en Nelen schreven 341 topambtenaren uit alle geledingen van het openbaar bestuur aan. In totaal reageerden er 188 (55 procent). Om precies te zijn: de schatting is dat 5,2 procent niet integer is. Ook zou 3,2 procent van alle ambtenaren corrupt zijn. Bijna 30 procent van de respondenten denkt dat de corruptie in het openbaar bestuur de laatste jaren sterk is toegenomen. Een meerderheid (61,2 procent) meent dat corruptiebestrijding en bescherming van de integriteit in het openbaar bestuur te weinig aandacht krijgen.3

De onderzoekers benadrukken in hun rapport (en na de publiciteit in de media) dat het om subjectieve en intuïtieve schattingen gaat. Hoe problematisch het werkelijk met integriteit gesteld is, is grotendeels onbekend. In het rapport van Huberts en Nelen wordt wat dat betreft wel aangegeven dat in het openbaar bestuur jaarlijks zo’n 130 interne corruptieonderzoeken plaatsvinden. Uiteindelijk worden er daarvan zo’n 50 overgedragen aan politie of justitie. Afgezet tegen het totale aantal ambtenaren in de publieke sector, levert dat 0,8 corruptieonderzoeken per 1000 medewerkers op.4 Van die ‘officiële corruptie’ scoren fraude en verduistering het hoogst. Uit onderzoek van de gemeente Amsterdam blijkt dat deze beide vergrijpen samen 45 procent van alle fraudezaken in de periode 1999-2002 voor hun rekening nemen. Interessant is trouwens dat ook ‘het leveren van een wanprestatie’ en ‘ernstige verspilling’ hoog genoteerd staan (derde plaats met 17 procent).5

Meer aandacht en betere registratie
Zoals ik aangaf, is het aantal geregistreerde inbreuken op integriteit bij de rijksoverheid vorig jaar flink gestegen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken meldt dat in 2005 136 gevallen zijn geregistreerd van inbreuken op de integriteit door een of meerdere medewerkers. In het Sociaal Jaarverslag Rijk 2005 valt verder te lezen: “Er is vorig jaar 34 keer aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie. Ook is in 34 gevallen tot ontslag overgegaan.” De stijging in 2005 ten opzichte van het jaar ervoor wordt deels toegeschreven aan de nog steeds toenemende aandacht voor integriteit. Bovendien, zo stelt Binnenlandse Zaken, is bij een aantal ministeries de registratie verbeterd: “Daardoor worden nu ook gevallen gemeld die in eerdere jaren onvermeld zijn gebleven.”6

Over de vraag of bovenstaande aantallen ernstig zijn, kun je twisten. Persoonlijk meen ik dat integriteit een wezenlijke voorwaarde is voor vertrouwen in het openbaar bestuur. Elke inbreuk op integriteitsprincipes doet afbreuk aan dat vertrouwen. Elke inbreuk is er dus één te veel. Minister Remkes van BZK haalde in dat verband nog onlangs in een toespraak zijn voorganger Dales aan: “Met de integriteit van de overheid valt of staat het bestuur. Aantasting van de integriteit van de overheid betekent niet minder dan dat de overheid het vertrouwen van de burgers verliest.”7

Waarnemen en beoordelen van integriteit: normen en feitelijk handelen
Als je integriteit wilt bevorderen, is het goed om stil te staan bij de rol die perceptie en reputatie spelen. Niet voor niets onderzochten Huberts en Nelen de gepercipieerde corruptie in Nederland. Ook bij de samenstelling van de index van Transparency International draait het om percepties.

Percepties zijn belangrijk. Wat het beeld echter troebel maakt, is dat veel mensen een breed begrip van integriteit hebben. Niet alleen het duidelijk overtreden van wet- en regelgeving, maar ook het niet doelmatig uitvoeren van beleid door een uitvoerende dienst, het onvriendelijk bejegenen van klagers door de gemeente en de vermeende vriendjespolitiek bij het uitdelen van gratificaties of bonussen spelen een rol.8 In de beeldvorming spelen naast fraude en corruptie ook het openbaar worden van privacygevoelige informatie en de hoge inkomens in de semi-publieke sector een belangrijke rol.

Een ander voorbeeld waar de grens tussen integriteit en corruptie in de ogen van het publiek dun is, biedt de besteding van het ingezamelde geld voor de tsunami door de hulpverleningsorganisaties. Volgens onderzoek is 43 procent van de donateurs ontevreden over de verantwoording door de hulporganisaties. Voor een op de drie ondervraagden is het vertrouwen in deze organisaties zelfs ‘ernstig aangetast’. Deze aantasting ligt niet aan signalen over corruptie, fraude of andersoortige malversaties maar is louter toe te schrijven aan te rooskleurige verwachtingen over de resultaten van de hulp. Er was vooraf onvoldoende duidelijk aangegeven dat niet al het geld ten gunste kan komen van de slachtoffers, omdat er nu eenmaal overheadkosten gemaakt moeten worden. Louter het niet overeenstemmen van verwachting en verantwoording kan al leiden tot erosie van vertrouwen.9

Integriteit kan op een aantal manieren worden opgevat. Als het gaat om beeldvorming is een waardevol vertrekpunt de notie dat integriteit zoiets betekent als ‘heelheid’ en ‘ongeschondenheid’. Vergelijk het maar met een huid of met de ruimte direct om iemand heen: integriteit is iets kwetsbaars. Die kwetsbaarheid raakt aan een tweede betekenis: integriteit als normatieve waarde. Ik noemde het al aan het begin van dit artikel: vertaald in een aantal waarden, normen en voorbeeldig moreel gedrag staat integriteit voor iets positiefs. Iets dat het waard is om na te streven of te koesteren. In de praktijk worden deze waarden en normen vaak concreet vertaald in gedragscodes, voorschriften en regels. Integer handelen betekent dan: handelen conform de regels. Deze drie, in concreetheid oplopende betekenissen van integriteit komen samen in een vierde opvatting, namelijk dat integriteit staat voor professionele verantwoordelijkheid en kwaliteit. Integere professionals weten voorschriften en regels te koppelen aan de brede normatieve waarde waar integriteit voor staat en zijn in staat dit geheel te vertalen in concreet gedrag. Zij beschikken als het ware over een ‘integriteitskompas’ waarop zij kunnen koersen. Ook in onvoorspelbare situaties.

Hoewel werkelijke integriteit volgens mij nooit helemaal gevangen kan worden in voorschriften en regels, biedt de derde omschrijving de meest concrete aangrijpingspunten voor het waarnemen van integriteitsinbreuken. ‘Verwachting’ is daarbij (zoals altijd bij waarneming en beoordeling trouwens) een sleutelwoord. Als we integriteit beoordelen, vergelijken we een verwachting over hoe iemand of een organisatie zou moeten handelen met het feitelijk handelen. Het waarnemen en beoordelen van integriteit heeft zo te maken met de relatie tussen:

  1. iemands uitingen en gedragingen op verschillende tijdstippen (consistentie);
  2. op verschillende plaatsen, in verschillende rollen of contexten (coherentie), en
  3. tussen diens uiterlijke, waarneembare uitingen en gedragingen en innerlijke denkbeelden en gevoelens en tussen diens verbale uitingen en diens gedragingen (correspondentie).10


Als veel afhangt van verwachtingen, is het niet verwonderlijk dat communicatie de sleutel biedt om het vertrouwen van ‘het publiek’ in de integriteit van een organisatie of dienst te beïnvloeden.

Zo wordt bij de eerder genoemde tsunamigelden veel verwacht van een dialoog tussen donateurs en (de samenwerkende) hulporganisaties: als verwachtingen reëel zijn en criteria en principes op basis waarvan geld wordt besteed helder worden toegelicht, hoopt men het vertrouwen te kunnen herstellen. Een zelfde verschijnsel zien we bij de financiering van politieke partijen of het hebben van nevenbaantjes bij bestuurders: een combinatie van openheid en criteria moet duidelijkheid brengen.11

Een andere mooie illustratie van de manier waarop je als bedrijf de perceptie van integriteit en integriteitsproblemen kunt (proberen te) beïnvloeden, is te vinden in het jaarverslag van Shell. In het hoofdstuk over hoe Shell omgaat met haar belangrijkste bedrijfsprincipes is onder het kopje Key performance indicator te lezen: “Our policy on corruption is simple. We do not make or accept bribes or facilitation payments. We do not tolerate illegal acts, including acts of fraud.”12 Ook in het jaarverslag van Shell wordt zowel op de perceptie van fraude en corruptie als op daadwerkelijke integriteitsinbreuken gestuurd: “One way we track our success in living up to this policy is by asking staff confidentially in the Shell People Survey whether their part of Shell is dealing with the outside world with integrity. In 2004, 5% said it was not versus 79% who said it was, up from 78% in 2002. (…) In 2004, we continued to improve detection of bribery, facilitation payments and other incidents of fraud. Our companies in 114 countries now offer staff hotlines, whistleblowing schemes and other confidential ways to report possible incidents, up from 109 in 2003. (…) 16 bribery incidents and 123 fraud cases were reported, resulting in the dismissal or resignation of 203 staff and contractors.”

De positieve dimensie van integriteit
Bij veel instrumenten die gericht zijn op het verbeteren van integriteit en de perceptie daarvan wordt tot dusver de nadruk gelegd op de formele dimensie. Vaak vertaalt deze formele benadering zich in een set met dos and don’ts: gij zult geen geschenken boven de 50 euro aannemen, gij zult geen kennis misbruiken, et cetera. Vaak zijn dergelijke voorschriften gericht op het voorkomen van integriteitsinbreuken. Dat is op zich heel logisch en ik gaf het al aan: wie het heeft over de integriteit of het integriteitsbesef bij de overheid of het bedrijfsleven, appelleert toch vooral aan negatieve zaken. Ook de control- en auditfunctie blazen wat dat betreft hun partij mee, en terecht overigens. Maar dat betekent in mijn ogen niet dat integriteitsbeleid alleen maar ‘anti-negatief’ zou moeten zijn.

De term integriteit is wat dat betreft al positief. Zij stamt uit het Latijn en staat als gezegd voor ongeschondenheid of ‘heelheid’. Wat dat betreft is de legendarische uitspraak van wijlen minister Dales sprekend: een beetje integer bestaat niet! Je bent integer of je bent het niet. Toch is integriteit bij nadere beschouwing geen zwart-witconcept. Bij ideaaltypische omschrijvingen van een ‘goed bestuurder’ of een ‘goede ambtenaar’ kom je naast oprechtheid, eerlijkheid en onkreukbaarheid ook kenmerken als deskundigheid, doelgerichtheid, effectiviteit, creativiteit en kameraadschap tegen. Zelfs noties als openheid en schoonheid worden genoemd.13 Dat er niet zelden spanning bestaat tussen deze waarden, zal niemand hoeven te verbazen: Aristoteles gaf al aan dat deze ‘pluriformiteit van waarden’ de ethische dimensie in politiek en bestuur parten speelt.14 Iedereen die werkt zal zichzelf wel eens op een tweestrijd tussen ‘eerlijkheid’ en ‘helderheid’ betrappen.

Kort en goed: integriteit is geen kwestie van zwart-wit, van goed of fout. In het huidige integriteitsbeleid zie je trouwens een verschuiving naar de positieve dimensie. De in maart van dit jaar verschenen Modelgedragscode Integriteit voor de sector Rijk geeft dat mooi aan: “Integriteit heeft met veel meer dan alleen met fraude en corruptie te maken. Integriteit wordt meer en meer gezien als een kwaliteitskenmerk voor het functioneren van personen en organisaties. Het geeft niet alleen de mate van onkreukbaarheid en betrouwbaarheid aan, maar is ook een maatstaf of iemand zich in zijn handelen laat leiden door de normen en waarden die kenmerkend zijn voor goed ambtenaarschap.”15

Bij het vinden van een antwoord op de vraag wat het betekent om integer te zijn, volstaan anti-negatieve definities als ‘afzien van frauduleus gedrag’ of ‘niet corrupt zijn’ volgens mij niet langer. In aanvulling op eisen van niet corrupt zijn en niet frauderen moet het ook gaan om positieve waarden. De beginselen van goed openbaar bestuur bieden wat dat betreft een mooi handvat. Naast negatief geformuleerde waarden als ‘geen machtsmisbruik’ en ‘geen willekeur’ gaat het daarbij om bescherming tegen onrecht, gelijkheid, proportionaliteit, voorzichtigheid, het motiveren van beslissingen en vertrouwen. In de nieuwe gedragscode komen deze waarden trouwens al terug: burgers en externe partijen mogen erop vertrouwen dat de overheid doelmatig en doeltreffend opereert, en tegelijkertijd betrouwbaar, zorgvuldig en eerlijk is.

Bouwen aan vertrouwen: instrumenten voor integriteit
Voordat ik enkele instrumenten bespreek die je kunt inzetten om integriteit te bevorderen, wil ik eerst stilstaan bij de vraag of dat eigenlijk wel kan. Als integriteit een normatief kenmerk van een persoon is, kun je daar dan eigenlijk wel op sturen? Moet dat niet van binnenuit komen?

Een prachtige en leerzame analogie is wat dat betreft de zogenaamde ‘wees spontaan’-paradox. Iemand die geïnstrueerd wordt om spontaan te zijn, kan op de keper beschouwd nooit aan dat verzoek voldoen. De enige uitzondering geldt voor iemand die al spontaan was maar ook dan ontstaat ten minste de verdenking dat de persoon in kwestie het nog niet (genoeg) was.

Hoe kunnen we een integere, vertrouwenswaardige professionele civil service realiseren? Is er een uitweg voor de dilemma’s die onlosmakelijk met integriteitsbeleid verbonden zijn? Hoe vinden we aan aanvaardbare balans tussen regeltjes en een goed moreel bewustzijn? Tussen bureaucratie en het nemen van eigen verantwoordelijkheid? Welke van de vele instrumenten (zoals risicoanalyse, integriteitsaudits en dilemmatrainingen) kunnen helpen om het publieke vertrouwen in de overheid te versterken?

Gelukkig wordt er actief gezocht naar antwoorden op al deze prangende vragen. Het hiervoor genoemde onderzoek van de VU naar de aard en omvang van corruptie in het ambtelijk apparaat was voor minister Remkes van Binnenlandse Zaken aanleiding om een ‘rondetafelgesprek’ met een aantal topambtenaren te organiseren. De uitkomst was dat de overheid alerter moet zijn op corruptie en vriendjespolitiek van politici en ambtenaren. Ook zijn er volgens de topambtenaren meer en betere regels nodig om corruptie te voorkomen. Niet in de laatste plaats (en weinig verrassend) moet er ook een verbetering van de ‘interne cultuur’ komen.16 De cursivering is van mij: het draait om alertheid, regels en cultuur.

Regels en controle
Om met regels te beginnen. Geen misverstand: het is van groot belang dat duidelijk is vastgelegd en voorgeschreven aan welke regels ambtenaren en bestuurders zich in ieder geval moeten houden. Dat geldt niet alleen als houvast voor betrokkenen, maar ook voor degenen die toezicht houden. Zonder duidelijke regels en voorschriften over omgangsvormen, het behandelen van vertrouwelijke informatie, het aannemen van geschenken, het uitoefenen van nevenwerkzaamheden, het inkopen van goederen en, inderdaad, privégebruik van internet tijdens het werk, blijft het in de praktijk onduidelijk wat wel en niet mag. Dat is ook een risico voor de externe beeldvorming. De taak van control, audit en extern toezicht is daarbij niet zozeer het (doen) stellen van méér regels, maar het toezien op bestaande regels. Ook het terugkoppelen van de werkbaarheid van die regels en het constateren van leemtes horen tot het pakket van de toezichthouder.

Naast houvast is een belangrijke functie van dergelijke regels dat ambtenaren en bestuurders niet in de verleiding komen om verkeerde beslissingen te nemen. Het heldere verbod om als ambtenaar deel te nemen aan zogenaamde frequent flyer-programma’s van luchtvaartmaatschappijen is een goed voorbeeld. Het is trouwens mooi om te zien hoe in Nederland wordt gezocht naar manieren om de klassieke nadelen van regels te ondervangen (medewerkers ervaren top-down opgelegde kaders vaak als paternalistisch, regels zijn rigide en kunnen nooit in elke situatie voorzien). Het streven is om in overleg met betrokkenen te komen tot een verstandige mix van een normatief referentiekader, concrete regels en voorbeeldsituaties.17

Cultuur
Naast regels is het van belang dat er een op integriteit gerichte cultuur ontstaat. Toegegeven, cultuur laat zich altijd lastig definiëren. Waar het echter om gaat is dat integriteit een onlosmakelijk onderdeel wordt van het denken en doen van mens en organisatie. Het appelleren aan de morele overtuiging van individuen, zoals wordt gedaan in de nieuwe gedragscode, is daarbij een logische stap. Een van de openingszinnen luidt: “U kunt er trots op zijn dat u bij het Rijk werkt omdat u bijdraagt aan de kwaliteit van de samenleving.” Probeer dat maar eens te rijmen met zwendel en bedrog!

Op diverse manieren wordt momenteel geprobeerd deze morele dimensie te creëren en – eenmaal aanwezig – te benutten. Zo wordt momenteel weer op veel plaatsen de eed of de gelofte afgelegd. Met het afleggen van de eed of gelofte wordt onderstreept dat ambtenaren een bijzondere verantwoordelijkheid hebben als het gaat om goed en onkreukbaar gedrag. Het zweren of beloven alleen is trouwens niet voldoende: het moet gebeuren in een omgeving die integriteit ook echt serieus neemt. Overheidsdienaren hebben wat dat betreft een voorbeeldfunctie: het past gewoonweg niet dat een politieagent door rood licht rijdt of een medewerker van een inspectiedienst zich tijdens zijn werk beledigende of insinuerende opmerkingen veroorlooft. Wat dat betreft kan ook het voorbeeldgedrag van managers en leidinggevenden bijna niet overschat worden. Ook met behulp van sensitivity sessions en dilemmatrainingen kunnen mensen alert worden gemaakt op de morele dilemma’s en valkuilen die zij in hun werk zullen tegenkomen.

Alertheid
De recente incidenten en de daling op de integriteitsindex van Transparancy International hebben geleid tot meer aandacht voor integriteit. Een cynicus zou kunnen stellen dat dit al goede instrumenten zijn om alertheid te bevorderen. Gelukkig zijn er meer proactieve alternatieven. In de eerste plaats beschikt de overheid natuurlijk van oudsher over consciëntieuze en toegewijde professionals die integriteitsproblemen aan de kaak stellen. De beschikbaarheid van meldpunten en klokkenluidersregelingen, waarbij de melder van inbreuken beschermd wordt, is en blijft daarbij onmisbaar.

De laatste tijd is daar een tweede categorie instrumenten bijgekomen: het opstellen van self-assessments of het uitvoeren van integriteitsaudits en risicoanalyses. Zo hebben de Algemene Rekenkamer, het Bureau Integriteit Amsterdam en het Bureau Integriteit Openbare Sector (BIOS) van het ministerie van BZK het systeem SAINT ontwikkeld. SAINT, onlangs officieel gepresenteerd door Saskia Stuiveling tijdens de uitreiking van de Ien Dales Award 2006, staat voor ‘Self Assessment Integrity’. Met dit instrument kunnen overheidsorganisaties inzicht krijgen in hun kwetsbare processen en de integriteitsrisico’s daarbinnen. Ook krijgen ze inzicht in de volledigheid en volwassenheid van hun integriteitssysteem: het stelsel van maatregelen om integriteit te bevorderen. De eerste SAINT-sessies hebben inmiddels al plaatsgevonden bij verschillende organisaties. Ook internationaal is er belangstelling voor het instrument.

Slot
Integriteit staat hoog op de politieke en bestuurlijke agenda. En terecht! Het is een basisvoorwaarde voor een doelmatig en doeltreffend opererend openbaar bestuur en onmisbaar voor het vertrouwen dat mensen in de overheid stellen. Daarbij zie ik een belangrijke link met het streven naar transparantie en het resultaatgerichte sturingsmodel. Binnen een integer openbaar bestuur is, hoe paradoxaal dat misschien ook klinkt, ruimte voor fouten maken en daarvan leren. Kijk er een willekeurige stapel jaarverslagen maar op na. Soms lijkt het wel of geen enkele organisatie het zich anno 2006 kan veroorloven om te zeggen dat zij haar doelstellingen niet heeft gehaald. Dat leidt natuurlijk tot verantwoordingen en jaarverslagen ‘waar altijd alles goed gaat’. Integriteit gaat ook over de bestuurlijke informatieverzorging.

Het actief bevorderen van integer gedrag vormt een moeilijke opdracht voor de ambtelijke en politieke leiding. Echte integriteit laat zich niet zonder meer organiseren: zij moet ‘van binnenuit’ komen. Wel kan er aan interne moraliteit geappelleerd worden en dat is precies wat je steeds meer ziet gebeuren. De vraag ‘hoe opereer ik integer?’ wordt steeds beter bespreekbaar. Daarbij spelen nog twee fundamentele dilemma’s. In de eerste plaats leidt louter het besteden van aandacht aan integriteit tot het constateren van meer integriteitsproblemen. Zeker in het begin van een integriteitsoffensief kan dit tot het beeld leiden dat het met de integriteit van de overheid niet goed gaat. In de tweede plaats kan het stellen van regels en het opleggen van codes leiden tot een uitholling van de morele verantwoordelijkheid van ambtenaren en bestuurders. Zeker wanneer dit gepaard gaat met een zwaar toezicht vanuit control- en auditfuncties.

Het is toe te juichen dat het huidige beleid deze uitdagingen op een goede manier probeert aan te gaan. Het inzicht dat verwachtingen rond integriteit, verantwoordelijkheid en perceptie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn vormt daarbij de basis. Een goed integriteitsbeleid legt verder de nadruk op de positieve dimensie van integriteit. Door uit te gaan van de kracht van een trotse maar ook lerende overheid, die als goede werkgever duidelijke regels koppelt aan ruimte voor voorbeeldgedrag en dialoog, maar ook aan formele klachtprocedures en slimme analysemethoden, geven we de impulsen voor integriteit extra kracht.

Dr. P. van der Knaap is directeur bij de Algemene Rekenkamer en redacteur van TPC.

Noten
Trends in ICT-onderzoek, 8 december 2005, Ernst & Young, Rotterdam (zie ook www.ey.nl)
2 Zie J.G.L. Benner, I.J. de Haan en P.A. Neelissen, Integriteit bij de Rijksoverheid, Openbaar Bestuur, januari 2006
3 L.W.J.C. Huberts en J.M. Nelen, Corruptie in het Nederlandse openbaar bestuur, Lemma, Utrecht, 2005
4 NRC Handelsblad, 13 augustus 2005
5 Hans Nelen, Integriteit in publieke functies – Het centraal Registratiepunt Integriteitsschendingen van de gemeente Amsterdam doorgelicht, Boom Juridische Uitgevers, 2003
6 Het Sociaal Jaarverslag Rijk 2005 is te downloaden: http://www.ministerremkes.nl/contents/pages/65879/bzksociaaljaarverslag2005.pdf
7 Minister Remkes op 6 augustus 2006 tijdens een werkconferentie over integriteit ter gelegenheid van de uitreiking van de Ien Dales Award 2006
8 Zie Binnenlands Bestuur, 16 december 2005.
9 NRC Handelsblad, 23 december 2005
10 R.J.M. Jeurissen en A.W. Musschenga, Integriteit in bedrijf, organisatie en openbaar bestuur, Van Gorcum, Assen, 2002
11 NRC Handelsblad, 23 december 2005
12 The Shell Report 2004, www.shell.com
13 Vgl. R.J.M. Jeurissen en A.W. Musschenga, op. cit.
14 Vgl. J.H.J. van der Heuvel, L.W.J.C. Huberts en S. Verberk, Het morele gezicht van de overheid, Lemma, Utrecht, 2002
15 Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maart 2006
16 NRC Handelsblad, 12 december 2005
17 Vgl. de webzijde van het BIOS, ministerie van BZK: www.integriteitoverheid.nl

Sluiten