slogan: PLATFORM VOOR PUBLIC GOVERNANCE, AUDIT & CONTROL

Leren van succes

Leren van succes

31 augustus 2013 om 16:46 door Paul Simons 0 reacties

Een goed onderzoek is het halve werk. Daarna begint het pas: ‘Wordt het serieus genomen, behandeld en opgevolgd’?, ‘Kijken we wel of er iets mee gedaan wordt?’. Met zulke vragen keek

Een goed onderzoek is het halve werk. Daarna begint het pas: ‘Wordt het serieus genomen, behandeld en opgevolgd’?, ‘Kijken we wel of er iets mee gedaan wordt?’. Met zulke vragen keek het jubileumcongres van de Nederlandse Vereniging voor Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) trots, maar ook kritisch naar het eigen functioneren van rekenkamers. Er blijkt nog een wereld te winnen aan transparantie en communicatie.

Sinds in 2007 de rekenkamerfunctie bij wet geregeld is, beschikt het gros van gemeenten over een rekenkamer(commissie) die goed verankerd is. Dat resultaat heeft de NVRR in jaar jubileum uitdrukkelijk willen vieren samen met de meer dan 250 vertegenwoordigers uit het hele land. “In de tien jaar dat we bestaan hebben rekenkamers zich een positie verworven. Dat is niet vanzelf gegaan, maar het is doorgaans wel een positie die ertoe doet”, zo kijkt NVRR-voorzitter Leo Markensteyn trots achterom. Alle reden voor rekenkamers om op het congres te delen wat ze bereikt hebben en best practices uit te wisselen onder het motto ‘Leren van succes’. Leren van succes geeft inspiratie en extra stimulansen aan rekenkamers. Toch komen op het congres ook de zorgen aan bod. Eigen onderzoek van de NVRR (zie kader hiernaast) laat zien dat ondanks de wettelijke verplichting vijftien gemeenten, om verschillende redenen, de rekenkamerfunctie hebben opgeheven. Deze gemeenteraden vinden dat ze te weinig invloed kunnen uitoefenen op de onderwerpkeuze. Of dat aanbevelingen van rapporten onvoldoende aansluiten bij de praktijk. Of dat de rekenkamer voor hen geen toegevoegde waarde heeft naast de andere controle-instrumenten. Maar ook als van opheffen geen sprake is, staan budgetten onder druk en is de positie van rekenkamers niet vanzelfsprekend. Wat is er voor nodig om gemeenten te overtuigen van het nut van de rekenkamer?

Afrekenen met een dilemma
Deze vraagt legt Guusje ter Horst, PvdA-lid van de Eerste Kamer, als dagvoorzitter neer in een panelgesprek met Leo Markensteyn, Robert Mul (NVRR-oprichter) en Saskia Stuiveling (Algemene Rekenkamer). Voor Robert Mul ligt de bal deels bij de bestuurscultuur: “Het zijn juist de sterke bestuurders die een rekenkamer willen. Als een rekenkamer niet gewenst is, is er kennelijk geen interesse in het organiseren van tegenspraak.” Volgens Leo Markensteyn kunnen rekenkamers zelf ook veel aan hun positie doen: “Rekenkamers moeten naar zichzelf kijken als zij zodanig gekort worden dat ze nauwelijks onderzoek meer kunnen doen. Zij moeten veel meer zelf het gesprek aangaan richting college en raden.” Het doen van verzoekonderzoek vervult in zijn ogen een prima rol om goed contact met volksvertegenwoordigers te onderhouden. “Maar wacht zo’n verzoek niet af. Stap proactief op een raad af en zorg ervoor dat de raad je zo’n verzoek doet. Minimaal een kwart van de capaciteit van rekenkamers zou aan verzoekonderzoek moeten worden besteed!”, aldus Mul. "
Daarop brengt Ter Horst een dilemma in: als onafhankelijkheid het adagium is van rekenkamers, hoe koppel je die onafhankelijkheid dan aan betrokkenheid bij raden en aan verzoekonderzoek? Saskia Stuiveling rekent meteen af met dat dilemma: “Onafhankelijkheid is niet hetzelfde als autisme. Vanuit onafhankelijkheid kun je prima je relaties onderhouden. Onafhankelijkheid zegt iets over de manier waarop je onderzoek doet. Ook verzoekonderzoeken kun je gewoon doen, maar natuurlijk doe je deze op je eigen manier.”
Stuiveling denkt dat innovatie, zoals het digitaal delen van gegevens, rekenkamers dichtbij gemeenteraden kunnen houden: “Je kunt dynamisch op websites laten zien wat er met publiek geld gebeurt. In de VS zijn ze daar al verder mee; daar zijn bestedingen van de overheid online te zien, zelfs tot op postcodeniveau. Maar hier in Europa lijken overheden daar meer benauwd voor.” Volgens Mul valt er veel winst te behalen in het verbeteren van hun positie als rekenkamers meer aandacht besteden aan de relevantie van hun onderzoeken. Mul: “Een goed onderzoek is het halve werk. Daarna begint het pas. Wordt het serieus genomen, behandeld en opgevolgd? Kijken we wel of er iets mee gedaan wordt?”

Plasterk tolereert geen inactieve rekenkamers
Begin april heeft de NVRR het rapport ‘De staat van de rekenkamer’ uitgebracht en signaleert daarin trots dat sinds de wet op de rekenkamerfunctie het overgrote deel van Nederlandse gemeenten een actieve rekenkamer heeft (91,6%), waarbij minimaal één onderzoek per twee jaar wordt verricht. In 20 gemeenten is de rekenkamerfunctie echter tijdelijk inactief door bijvoorbeeld een gemeentelijke herindeling. De NVRR maakt zich zorgen over 15 gemeenten waarbij de gemeenteraad de rekenkamerkamer(commissie) heeft gedeactiveerd door geen leden te benoemen, de functie te beleggen bij het presidium van de raad of geen budget meer toe te kennen. De NVRR ziet voor zichzelf een taak weggelegd om deze tekortschietende gemeenten te overtuigen en vindt in minister Plasterk (BZK) een bondgenoot. In een videoboodschap tijdens het jubileumcongres erkent hij het probleem en laat weten dit niet te tolereren: “Vrijblijvendheid kán niet. Rekenkamers vormen een essentieel onderdeel van het bestel. Zeker gezien de decentralisatie en de grote geldstromen die daarmee gepaard gaan is een betrouwbare financiële verantwoording vereist.” Plasterk zegde toe actie te ondernemen door met VNG en IPO in gesprek te gaan over het rapport van de NVRR.
De rekenkamerfunctie, die Nederland in totaal zo’n 18 miljoen euro kost, staat wel onder druk. Volgens de VNRR is het budget de afgelopen vijf jaar zo’n 10% gedaald en zal naar verwachting nog 4% dalen. Als ondergrens voor een actieve rekenkamer(commissie) hanteert de NVRR een minimumbudget van € 5.000 per jaar om rekenkameronderzoek te laten doen.


Vergeet-me-nietjes
Merkt de burger eigenlijk iets van de rekenkamer? Deze nuchtere vraag legt Ter Horst ook aan het panel voor. Dat is eensgezind van mening dat er meer aan gedaan moet worden om de onderwerpen bij de burger te krijgen. Mul: “Als het in de pers komt, merken bewoners daar indirect iets van. Vindt de pers het belangrijk en komen er koppen in de krant, dan gaan politici ook harder lopen.” Maar een persbericht alléén werkt niet. Ook in publiekscommunicatie moet je investeren. Er zijn daarnaast ook voorbeelden van onderzoeken waarbij de burger rechtstreeks gebaat is. Mul haalt een Rotterdams onderzoek aan naar het volkstuinbeleid: “Dat was van belang voor zo’n 40.000 burgers. Verenigingen stuitten op problemen bij de overheid en niemand leek erover te gaan. Uiteindelijk was dit rapport, getiteld ‘Vergeet-me-nietjes aan de Maas’, aanleiding voor het stadsbestuur om opnieuw te kijken naar de pachtconstructies.” Stuiveling herinnert zich een onderzoek van de Algemene Rekenkamer uit 2007 dat op landelijk niveau van directe betekenis was voor de burger: “We hebben het jeugddetentiebeleid onder de loep genomen. Het doel van het beleid was rehabilitatie, maar er bleek geen behandelplan, geen nazorg en ook geen effectmeting.”

Naar de mensen kijken
De decentralisatie wordt een van de grote uitdagingen voor lokale rekenkamers. Landelijke taken met een omvang van zo’n 16 miljard euro worden overgedragen aan gemeenten. Gevraagd naar wat dat betekent voor rekenkamers, vindt Mul het belangrijk dat rekenkamers kijken of een gemeente zich wel goed voorbereidt en wat de lokale gevolgen zullen zijn voor bestuur en bedrijfsvoering. Markensteyn hoopt dat rekenkamers proactief een rol gaan vervullen in het jeugdzorgbeleid: “Daar hebben gemeenten immers nog geen verstand van.” Stuiveling ziet decentralisatie vooral als kans voor de zorg zelf, maar hoopt dat rekenkamers zich daarbij echt op burgers richten: “Het is niet de bedoeling dat je dan naar Den Haag kijkt of je het goed doet, maar dat je naar de mensen zelf kijkt!”

De toon is cruciaal
Ook het brede aanbod van inspirerende en vakinhoudelijke workshops, waar de NVRR-leden gretig gebruik van maken, gaat deels in op de verbetering van de positie van lokale rekenkamers ten opzichte van een gemeenteraad. Zo signaleert Peter Castenmiller (Rekenkamer Zeeland) dat lokale rekenkamers hun opdrachtgever te weinig betrekken bij rapporten; daarvoor presenteert hij enkele gespreksmodellen, evenals een boekje met vernieuwende methodieken: ‘De verbindende rekenkamer’. Voor Lydia Zwier-Kentie (o.a. rekenkamercommissie Woerden) is de toon van aanbevelingen cruciaal. De toon kan volgens haar sterk verbeteren door de methode van ‘waarderend onderzoek’ (Cooperrider) al vanaf de onderzoeksopzet te hanteren. Positieve vraagstelling tijdens het onderzoek leidt volgens haar tot meer draagvlak en krachtenbundeling bij de aanbevelingen.
Om het belang van een goede doorwerking te benadrukken overweegt de NVRR naast de jaarlijkse prijs voor het beste rekenkamerrapport, de Goudvink, een prijs in te stellen voor het beste traject van doorwerking van een rapport. Nysius van Rijn van de congrescommissie: “Zijn rekenkamers ook verantwoordelijk voor de doorwerking? Eigenlijk is dat iets voor een gemeenteraad en bestuur, maar daarin moeten zij worden opgevoed. In samenspraak moeten er manieren te vinden zijn die recht doen aan een rapport en de verantwoordelijkheid van de raad zelf. Vernieuwende initiatieven op dat gebied verdienen zeker een prijs.”

Verzuipen in succes?
Ten slotte zorgt Herman Pleij, emeritus hoogleraar middeleeuwse letterkunde bij de UvA, voor de vrolijkste noot op het congres. In een cabareteske lezing neemt hij de Nederlandse cultuur en het motto van het congres op de hak: “‘Leren van succes’ klinkt provocerend.

Succes werkt verlammend, dus hoe je van succes kunt leren is twijfelachtig. In Nederland zijn we weinig geneigd tot zelffelicitatie. Verbeelding is niet onze norm; pluimen geven en bewondering zijn niet populair. In het onderwijs is er ook nauwelijks aandacht van de juf voor wie bovengemiddeld scoort, des te meer voor de onvoldoendes en de uitval. De angst dat we verzuipen in succes is in Nederland nauwelijks aanwezig.” Pleij signaleert dat er in Nederland een grote ideeënrijkdom heerst, maar dat we niet zo houden van uitvoering en controle van beleid. Daar ligt volgens hem de opgave voor rekenkamers: “Kijk naar de tol en de prijs daarvan!”

NVRR-innovatie: digitale kennisdeling in wiki-omgeving
NVRR-bestuurslid Ans Hoenderdos (Randstedelijke Rekenkamer): “Als vereniging dragen wij ook bij aan innovatie van het rekenkamerwerk door digitale kennisdeling te faciliteren. Met en voor onze leden maken wij een wikipediaachtige omgeving met teksten die afzonderlijke rekenkamers veel tijd en energie kunnen besparen. Alleen maar op trefwoorden kunnen zoeken in de bieb vol rapporten van collega’s is immers niet meer voldoende. Bijvoorbeeld: als je de uitvoering van de WMO gaat onderzoeken hoef je niet zelf het wettelijk kader na te pluizen en te formuleren, maar kun je terugvallen op deze wiki-teksten, die overigens ook door leden bijgesteld kunnen worden. Zo kan iedereen beschikken over de meest actuele informatie over beleidsterreinen en onderzoekstechnieken. Dan hoeft niet iedereen het wiel opnieuw uit te vinden. Daarnaast is het een speerpunt om inactieve rekenkamers te voorkomen. We willen onze regionale kringen versterken die rekenkamers kunnen ondersteunen. Mijn visie op hoe onze leden hun relatie met een raad of met de staten kunnen versterken? Niet alleen goed luisteren en eventueel verzoekonderzoek doen, maar ook transparant zijn. Laat zien wat je met hun opmerkingen of reactie op een rapport hebt gedaan. Wees transparant en actief in je communicatie. Een punt waar we ook aan kunnen werken is de flexibiliteit in de planning van het onderzoeksprogramma. Houd voldoende ruimte om aan te kunnen sluiten bij de actualiteit. En stel zo laat mogelijk je definitieve onderzoeksprogramma vast.”


Tekst Paul Simons is journalist. Hij verzorgt regelmatig een bijdrage voor TPC
.

Sluiten