Vertrouwelijk de Kamer informeren?
18 april 2014 om 13:44 0 reacties
Het parlement behoort tot de belangrijkste ‘klanten’ van de Algemene Rekenkamer. Welke lessen zijn er te trekken uit recente ervaringen met de intensieve werkrelatie tussen met name de Tweede Kamer en de Algemene Rekenkamer? Oud-Kamerlid Frans de Nerée (CDA) heeft daar uitgesproken opvattingen over.
Het parlement behoort tot de belangrijkste ‘klanten’ van de Algemene Rekenkamer. Welke lessen zijn er te trekken uit recente ervaringen met de intensieve werkrelatie tussen met name de Tweede Kamer en de Algemene Rekenkamer? Oud-Kamerlid Frans de Nerée (CDA) heeft daar uitgesproken opvattingen over.
Oud-Kamerlid Frans de Nerée
Foto: Serge Ligtenberg
De regering regeert, de Kamer controleert. En dat controleren is dus achteraf. Frans de Nerée is glashelder over de rolverdeling op en rond het Binnenhof. Acht jaar was hij voor het CDA lid van de Tweede Kamer, tot 2010. Financieel woordvoerder tijdens de vaak roerige kabinetten-Balkenende. Hij maakte in zijn tijd als parlementariër het opkopen mee van ABN AMRO en Fortis door de Staat der Nederlanden. Hij steunde de kapitaalinjectie door minister Wouter Bos van Financiën (PvdA) in ING, de voorfinanciering door de Staat van de schuld van IJsland aan Nederlandse rekeninghouders bij Icesave en na lang wikken en wegen gaf hij zijn fiat aan de gedwongen verkoop van een deel van ABN AMRO aan Deutsche Bank.
Al die ervaringen in de hectische tijd na de val van Lehman Brothers in Amerika hebben de oud-parlementariër gesterkt in zijn opvatting: de positie van een Kamerlid is precair als het gaat om ingrijpende financiële besluiten die snel genomen moeten worden. En die positie wordt er niet beter op als het Kamerlid in het weekend strikt vertrouwelijk door de minister van Financiën wordt gebeld met de vraag of hij kan instemmen met het besluit dat de rijksoverheid een commerciële bank opkoopt die op omvallen staat. Omdat het een zogenaamde systeembank is – een zo belangrijke bank dat het financiële systeem in gevaar komt als deze echt zou omvallen. De Nerée recht z’n rug: “Als het kabinet zo’n ingreep nodig vindt, dan kan ik geen ‘nee’ zeggen. Want ík kan geen actie ondernemen. Met Frans Weekers – voormalig Kamerlid voor de VVD en staatssecretaris van Financiën – vond en vind ik: ‘Regering regeer, Kamer controleer’. De regering moet de Tweede Kamer informeren en wat mij betreft moet de Algemene Rekenkamer er dan meteen achteraan.”
Financieel en fiscaal deskundig
Het gesprek met Frans de Nerée tot Babberich (70) vindt in Den Haag op zijn verzoek plaats in sociëteit De Witte, op een steenworp afstand van het Binnenhof. Hij mag dan enkele jaren Kamerlid af zijn, zijn betrokkenheid is er niet minder om. Nog steeds adviseert hij de CDA-fractie over financiële en fiscale zaken. In de jaren zeventig studeerde hij rechten in Leiden. Na een paar jaar als wetenschappelijk medewerker handelsrecht aan de Universiteit Leiden deed hij de postdoctorale opleiding Belastingrecht. Hij ging bij de Belastingdienst werken, werd Hoofdinspecteur der Belastingen en werkte bij de directie Internationale fiscale zaken op het ministerie van Financiën. Van 1990 tot 1995 was hij ambassaderaad Financiën in Washington en aansluitend zeven jaar financieel raad bij de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie. Toen hij daarna tot Kamerlid werd verkozen bleef hij vanwege zijn gezin in België wonen. Hij komt uit een gegoede katholieke Gelderse familie – opa was staatsraad, vader ook jurist en vice-president van het gerechtshof in Den Bosch, een oom burgemeester in Zevenaar. Frans de Nerée is al z’n hele leven begaan met de publieke zaak. Zich laten adviseren door kenners uit het bedrijfsleven vloekt daar niet mee, vindt hij.
Het budgetrecht van de Kamer staat voor hem voorop: het parlement heeft het laatste woord. Dat is iets anders dan dat een Kamerlid op de stoel van de minister gaat zitten. Dezelfde ministers moeten dan ook niet proberen om Kamerleden ‘op hun stoel te trekken’ door steeds maar weer vertrouwelijke informatie aan te bieden. Hij haalt een praktijkvoorbeeld aan. Toen het ging over de toekomstige structuur van banken en verzekeraars in Nederland –wie moet met wie samengaan – liet de minister van Financiën zich adviseren door consultants van Booz Allen. De Tweede Kamer kreeg dit advies niet, maar wel een brief van de minister. Zo kan de Kamer de minister niet controleren, stelt De Nerée. “Ik wil dat rapport hebben – en niet een brief over een vertrouwelijk rapport. Schrijf dat advies zó dat het openbaar gemaakt kan worden en geef daar de eigen opvatting als minister bij. Ik wil geen commissie-Stiekem voor financiële zaken”, verwijst het oud-Kamerlid naar de speciale Kamercommissie voor inlichtingenzaken die nooit in het openbaar vergadert.
Politiek met levenservaring
Hij neemt nog enkele happen van de soep en schudt z’n hoofd. De vraag was of een Kamerlid of -fractie wel kan overzien wat een minister doet of laat. “Er zijn veel wisselingen in de Kamer. Nu zijn er veel jonkies van eind twintig, begin dertig jaar die nog nooit met hun voeten in de modder hebben gestaan. En zij zullen de ouderen, die die jonkies in hun zak kunnen steken, wel even vertellen hoe het moet... Er moet meer ervaring in de Kamer komen, ook al betaalt het in vergelijking met het bedrijfsleven niet denderend. Ik was 57 toen ik erin kwam. Een Kamerlid heeft een eenmanswinkel, hooguit een medewerker. Daarom zou de Kamer veel vaker de Algemene Rekenkamer bijna automatisch moeten inschakelen. Maar ná een besluit van de minister. Rekenkamer, ga kijken wat de echte feiten zijn. En stel daarbij ook de vraag of het terecht was dat de minister informatie vertrouwelijk houdt. De Algemene Rekenkamer is onze controleur. Kijk hoe het ging met de HBU-affaire. Het is fantastisch wat de Rekenkamer toen heeft gedaan!”
Op 3 december 2009 lichtte de Algemene Rekenkamer na onderzoek de Tweede Kamer in over de achtergronden van de gedwongen verkoop aan Deutsche Bank van onderdelen van ABN AMRO (waartoe ook Hollandsche Bank-Unie, HBU, behoorde) na een eis van ‘Brussel’ ABN AMRO te verkleinen na de nationalisatie door de Staat. Meteen daarna maakte de Rekenkamer het onderzoeksrapport openbaar.
De Nerée: “Ik had een tip gekregen dat de Staat wel anderhalf miljard euro verlies op deze verkoop zou lijden. Minister Bos zei € 0,9 miljard. Wij zaten er enorm mee. In de fractie zeiden we: eigenlijk moeten we tegenstemmen. Kroes (de toenmalige eurocommissaris Mededinging) had haar hand overspeeld. Zij had eigenlijk een nieuwe beslissing moeten nemen over deze gedwongen verkoop, deze remedy, aan Deutsche Bank. Ik voelde me gepakt. Ik wist dat BNP Paribas of een andere bank ook bereid was te bieden. Toen heb ik de collegeleden Gerrit de Jong en Saskia Stuiveling van de Algemene Rekenkamer gebeld. Jullie moeten onderzoek doen, en wel heel snel. We moeten het als Tweede Kamer binnen een week hebben. Ik kreeg een telefoontje terug: het kan niet. En kort daarna weer een telefoontje: het kan wel, we gaan dit onderzoek doen. Chapeau dat jullie dit gedaan hebben en op tijd leverden! Toen hadden we wel de goede cijfers. Ja inderdaad, toen bleek dat er op het ministerie ook andere cijfers waren die de Kamer nog niet kende. Toen wisten we precies waar we in stapten en konden wij onze politieke verantwoording nemen. We hebben uiteindelijk ingestemd”, verhaalt Frans de Nerée, toentertijd ook wel bekend als ‘Frans de nee-nee’, vanwege de vele keren dat hij zich verzette tegen extra uitgaven.
Kamer zoekt objectieve informatie
Voor De Nerée bevestigde het onderzoek naar de HBU-deal het belang van een onafhankelijke instelling als de Algemene Rekenkamer. Zodat het parlement van objectieve informatie voorzien kan worden, zonder afhankelijk te zijn van een minister. Hij deed die ervaring ook op toen, op verzoek van de Kamer en op instigatie van de CDAfractie, een onderzoek naar de uitgaven bij de publieke omroep werd ingesteld. Over de omroep deden vele indianenverhalen de ronde: te hoge uitgaven en vriendjespolitiek. De uitkomst van dat onderzoek was minder spectaculair, de uitwassen minder groot. De onderzoeksresultaten boden de Tweede Kamer wel zekerheid.
Zulke verzoeken voor onderzoek hoeven zeker niet alleen uit regeringsfracties te komen. “We hebben als financieel woordvoerders altijd wel een aardig evenwicht gevonden, ook in de commissie voor de Rijksuitgaven die regelmatig met de Algemene Rekenkamer overlegt. Ik was het indertijd vaak eens met de Kamerleden Irrgang en Vendrik (toentertijd Kamerlid voor de SP respectievelijk GroenLinks). Ik geloof niet dat als je in de commissie voor de Rijksuitgaven altijd een oppositielid voorzitter maakt, dat dat heel andere resultaten zou geven.”
Blij met meer onderzoeksbevoegdheden
Soms blokkeren wetten onderzoek door de Algemene Rekenkamer. De Nerée gruwt ervan. “Soms zijn er wel drie toezichthouders, en de Rekenkamer zou dan niet naar een holding of dochtermaatschappijen van bijvoorbeeld staatsbanken mogen kijken? Ik ben blij dat er nu een wetswijziging voor ligt. En ga als Algemene Rekenkamer vooral ook kijken naar grote instellingen als UWV, het College Zorgverzekeringen en de Belastingdienst. De Rekenkamer moet dicht tegen de Tweede Kamer aanleunen, zonder politiek te bedrijven of aanstootgevend te zijn. Dat kan door het meerhoofdig college in zijn huidige vorm te behouden. Ik zit niet te wachten op hoge ambtenaren op die collegestoelen; die hebben af en toe oogkleppen op.”
“Natuurlijk hebben Kamerleden een politieke bedoeling als zij om onderzoek vragen. Maar het is daarom soms ook goed dat de politiek een onderwerp aandraagt en dit niet van de Rekenkamer zelf hoeft te komen. Er is behoefte aan objectieve informatie. Een goede samenwerking tussen de Rekenkamer en het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR) van de Tweede Kamer kan onderwerpen juist uit de politieke sfeer halen, bijvoorbeeld de besteding van geld aan ontwikkelingssamenwerking of aan onderwijs. Zelfs bij voornemens voor decentralisaties. Met taken aan gemeenten geven, ben je landelijk immers niet verlost van verantwoordelijkheid. Zodat een Kamerlid erop kan vertrouwen dat cijfers en feiten kloppen.
Laat op Verantwoordingsdag eens zien wat belasting- of accijnsverhogingen werkelijk extra hebben opgebracht. Als de opbrengst gelijk is gebleven, dan kan de politiek zo’n maatregel onmiddellijk afschaffen. Zie ook hoe de Algemene Rekenkamer op Verantwoordingsdag in 2013 de Tweede Kamer duidelijk maakte dat het een rotzooitje is met het financieel beheer bij het ministerie van Veiligheid en Justitie. Daar moet de Rekenkamer bovenop blijven zitten. Constateer in de juiste bewoordingen dat de politiek iets moet doen. Want als minister Opstelten dan zegt: ‘Ik wil het binnen vier maanden opgelost hebben, anders vallen er ontslagen’, dan zul je zien dat er wel van alles kan.”
“Politici leven in het heden. De Rekenkamer heeft aangetoond dat door onderzoek bij Defensie of naar de hulp voor Haïti aanhoudende aandacht vruchten afwerpt. En dat er daardoor ook internationaal verantwoording wordt genomen. Als nationale rekenkamers in de EU meer gaan samenwerken, dan versterkt dat de relatie met het parlement. Bij een onderwerp als de bankenunie gaat dat zeker spelen. Op de Europese Rekenkamer, met 28 leden met elk een eigen ondersteunend kabinet, hoeven we voorlopig niet te rekenen. Te log, om het voorzichtig uit te drukken.”
Dit interview is opgetekend door Joost Aerts, voorlichter Algemene Rekenkamer. De bijdrage is op persoonlijke titel opgesteld.