slogan: PLATFORM VOOR PUBLIC GOVERNANCE, AUDIT & CONTROL

Europese publieke verantwoording in 2030: Glückauf!

Europese publieke verantwoording in 2030: Glückauf!

19 april 2014 om 13:38 door Agnes Keune 0 reacties

Wie een goed geïnformeerde gooi wil doen naar de stand van publieke verantwoording in de EU over 16 jaar doet er goed aan terug te kijken naar wat we de afgelopen 16 jaar hebben bereikt. Om vervolgens uiterst voorzichtig te zijn, ook in de aanbevelingen.

Wie een goed geïnformeerde gooi wil doen naar de stand van publieke verantwoording in de EU over 16 jaar doet er goed aan terug te kijken naar wat we de afgelopen 16 jaar hebben bereikt. Om vervolgens uiterst voorzichtig te zijn, ook in de aanbevelingen.

Publieke verantwoording begint met verantwoordelijkheid nemen – individueel en institutioneel – en verantwoordelijk houden; om vervolgens inhoudelijke lessen te trekken. De informatietechnologische en formele governance-Umwelt is daarbij een belangrijk, maar niet doorslaggevend gelegenheidskader. We zijn beter gebleken in onvermijdelijke lessen trekken – of ze inhoudelijk genoeg zijn, zal ver voor 2030 wel blijken –, dan verantwoordelijkheid nemen en verantwoordelijk houden. Ook waar het zwaar fout ging.

De kernvraag is of we er over 16 jaar op kunnen vertrouwen dat onze chronisch woelige EU (en nu ook de Eurozone) meer beheersbaar, verantwoordingsbewust en afrekenbaar zal zijn. En dat publieke verantwoording in ons historisch EU/Eurozone-durfproject niet te vaak en onnodig als een molensteen om de nek blijft hangen. Publiek vertrouwen is voorwaarde voor de zuurstof van de EU.

Het goede nieuws, niet om altijd goede redenen
Het turbulente schouwspel van de periode 1998-2014 wordt gekenmerkt door een ontegenzeggelijke vooruitgang in informatiesystemen, een rijkere discussie over publieke verantwoording, veredelde good governance en financiële verantwoordingskaders, nuttige parlementaire enquêtes. Soul searching die helaas overwegend crisisgedreven is. Daarbij kunnen we de val van de commissie-Santer in 1998 best als een waterscheiding of een ongekende wake-up call zien om EUbudgetmanagement in betere banen te leiden. Daarnaast is er de near death-experience van de euro. Aanvankelijk houtje-touwtje aangepakt, later structureler, zij het dat het nog steeds werk in uitvoering is.
De EU/Eurozone nam haar nieuw ontdekte verantwoordelijkheid – af en toe nog struikelend weliswaar – redelijk serieus op. Tel daarbij gerust op de gestage verdere uitbouw en herschikking van de EU-instituties, de technisch succesvolle lancering van de euro – jawel, ondanks alles wat volgde –, het verslaan van de opgezette millenniumbug, de fragmentarische uitbouw van betere (financiële) verantwoordingskaders in de publieke sector (IPSAS e.d.), voortschrijdende integratie, koppeling en verfijning van managementinformatiesystemen, micro, macro… En, niet te vergeten, een luidere stem des volks: ‘social audits’ via sociale netwerken, blogs et cetera.
Dit alles overkoepeld door, zich alsmaar vernieuwende, EU- (en Eurozone-) governanceconstructies, soms visie-, maar meestal crisisgedreven; agreement by exhaustion-bepaald, nooit perfect.

Ook onze jarige Algemene Rekenkamer nam in deze periode, met vooruitziende blik, de taak op zich via haar jaarlijkse EU-trendrapporten inzicht te geven in publieke verantwoording door de EU. Een uniek en een in vele kringen gewaardeerd initiatief. Ze gaf robuust leiding en invulling aan de vrijwillige invoering van een Nederlandse lidstaatverklaring.

Het slechte nieuws, om overwegend vermijdelijke redenen
Bij dit impressionistisch plaatje hoort ook haar negatief, de zere vinger. En de vraag, of we die ook willen zien.

In het kielzog van de bankencrisis, het product van het falen van zowel nationale als internationale instellingen, worden we geconfronteerd met exponentiële stijging van de staatsschulden, dramatische werkgelegenheidscijfers, nog steeds vele onbekenden in de financieel-economische vergelijking, een dringende noodzaak tot herkapitalisering van Europese financiële instellingen, tot tweemaal toe falende stresstesten voor banken, vetzucht in de balans(en) van de Centrale Bank(en) en een exotisch lage-rentepolitiek.
Kortom we zien extreem monetaire middelen als deus ex machina om ons uit de bestaande onevenwichtigheden te trekken. Alsof het niks kost. Een mogelijk plan B, het opzuigen van al dat extra fiatgeld is nog steeds het best bewaarde geheim – en hypotheek – van de 21ste eeuw. Tel daar gerust ook de blinde dereguleringszucht van het begin van de nieuwe eeuw bij op, naast een intrinsiek falen/afwezig zijn van effectieve verantwoordelijkheidskaders: persoonlijk, institutioneel, economisch, fiscaal, monetair, bestuurlijk, privaat en publiek, en toezichthoudend. Dan lijkt het periodebeeld wel zo ongeveer geschetst.

Het axiomatisch voorbehoud
Deels hangt dit onvermijdelijk samen met de aard van het beestje: een per definitie circulair-incestueuze coöperatieve management-/toezichtstructuur, chronisch gemangeld tussen nationaal en bureaucratisch EU-belang, naast ook het meer (v)luchtige ‘gezamenlijk belang’. Veel geld gaat/staat onder gezamenlijk Europees en nationaal management. Met structureel verantwoordingsontwijkgedrag, vooral van de zijde van de lidstaten, annex ook aandeelhouders.
De EU is overwegend zelfregulerend. Maar wordt wel lastig eerlijk gehouden door de anonieme, nooit verantwoordelijke, soms eerlijke, manipulatieve, goed en soms slecht geïnformeerde markten. Naast fundamentele economische wetten die gestaag hun werk doen.

EU-regelgeving heeft niet alleen een ordenende en harmoniserende werking, maar heeft ook wederzijds concurrerende aspecten. Er hangt een nationaal commercieel luchtje aan. De neiging om de reparatie van iedere calamiteit onder nieuw management te plaatsen, en vervolgens te herdopen als ‘legacy-problemen’, bevordert institutionele verantwoordelijkheid niet. Al dat maakt Europese publieke verantwoording wel erg diffuus. Deze geboortevlekjes komen boven op het democratic deficit, de erfzonde van iedere democratie, op alle niveaus.

De laaghangende vruchten
Maar daar houdt het wat mij betreft wel op met onze excuses, voor nu en in de toekomst. Als we ons tenminste afvragen wat de kansen zijn voor meer beheersbare verantwoordingskaders in 2030. De verleiding tot optimisme en het risico van subjectieve aannames is groot, de mogelijke scenario’s zijn oneindig.
Ik beperk me dus tot een veel eenvoudiger werkhypothese – meer een accountants reality check, dan een brede voorspelling. Dat houdt me ook dichter bij ons onderwerp, met als motto: ‘wie het kleine niet eert is het grote niet weerd’. Ik noem er twee:

  1. De integrale introductie van het baten/lastenstelsel, annex IPSAS, wordt onnodig vertraagd door succesvolle bureaucraten, ook in – optisch – de economisch meest succesvolle EU-landen. In/ door Nederland wordt op nationaal niveau de gedachte nu al jaren, zo niet decennia, succesvol gesaboteerd. Dat betekent dat we nog lange, lange tijd geconfronteerd zullen worden met verschillende talen voor financiële afrekening en beslissingsvoorbereiding, nationaal niveau en dat van de EU en de Eurozone. Deze verantwoordingstoren van Babel had met een beetje politieke wil allang afgebroken kunnen zijn.
  2. De verplichte introductie van een lidstaatverklaring binnen de EU. Dit is een logisch en onmisbaar verantwoordingsinstrument binnen een in wezen gesloten Europees budgetsysteem. Invoering wordt nog steeds succesvol geweigerd door de overgrote meerderheid van EU-lidstaten. En nationale certificering van de volledigheid van de EU-afdrachten wordt door alle, zonder uitzondering, geweigerd. Quel monde!


Als we zelfs de laaghangende vruchten van de periode 1998-2014 niet (hebben) willen plukken, en (politiek) nog steeds geen urgentie daartoe tonen, zie ik de komende periode 2014-2030 wat Europese publieke verantwoording betreft, ondanks alle mooie woorden, ook onder nieuw management, meer met zorg dan hoop tegemoet.

Ik zie dan ook kanaries in de kolenmijn. Met druk tot verdere mutualisering van vorderingen en schuldenposities in de EU – vooral in de Eurozone – in het vooruitschiet, denk bankenunie, betekent zo’n abject historisch falen op relatief ‘klein grut’ in wederzijdse verantwoordingneming een onnodige belasting van de toekomstige geloofwaardigheid en integriteit van veel meer importante verantwoordingskaders, economisch, fiscaal en monetair.
Waar geen respect is voor het capillaire, zal er geen respect getoond worden voor grotere zaken, lees: de bankencrisis. En zal de eindkeuze aan de kiezer zijn.

Jules Muis RA, lid board of auditors European Stability Mechanism. Deze bijdrage is op persoonlijke titel geschreven. De opvattingen, zoals weergegeven in deze column, zijn die van de auteur en niet per se die van de organisatie waar hij voor werkt.

Sluiten