slogan: PLATFORM VOOR PUBLIC GOVERNANCE, AUDIT & CONTROL

Papieren tijger of stimulans voor betere bedrijfsvoering?

Papieren tijger of stimulans voor betere bedrijfsvoering?

7 december 2019 om 16:24 door Tjerk Budding en Hilko de Boer1 0 reacties

Met ingang van 2021 zal niet meer de externe accountant, maar het college van B&W verantwoording afleggen over het rechtmatig handelen van de gemeente....

Met ingang van 2021 zal niet meer de externe accountant, maar het college van B&W verantwoording afleggen over het rechtmatig handelen van de gemeente. Dit artikel schetst de achtergrond hiervan en doet op basis van een vergelijking met praktijken uit binnen- en buitenland enige aanbevelingen. Tevens wordt ingegaan op conclusies die uit workshops rond dit thema te trekken zijn.

Dat met ingang van het verslagjaar 2021 niet meer de externe accountant, maar het college van B&W een verklaring aflegt over het rechtmatig handelen van de gemeente is onderdeel van een pakket aan vernieuwingen die zijn doorgevoerd op basis van een rapport van een adviescommissie onder voorzitterschap van toenmalig wethouder van de gemeente Eindhoven, Staf Depla, die in 2013 is ingesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Het advies van deze commissie Depla leidde tot diverse aanpassingen in de gemeentelijke verslaggevingsvoorschriften, het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). De meeste aanpassingen hadden betrekking op het komen tot meer vergelijkbaarheid en transparantie van de gemeentelijke verslaggeving en zijn doorgevoerd met ingang van het verslagjaar 2017.

Uit onderzoek van Budding en Ormel (2018) blijkt dat er de nodige vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de wijze waarop gemeenten met de nieuwe bepalingen omgaan. Zo constateren zij dat gemeenten weliswaar een verplicht en uniform overzicht met de baten en lasten per activiteitengebied (taakveld) opnemen, maar dat deze in veel gevallen in een bijlage belandt. Tevens nemen zij waar dat er weinig duiding aan de nieuwe verplichte elementen wordt gegeven.

Dit roept de vraag op hoe gemotiveerd gemeenten daadwerkelijk zijn om niet alleen formeel, maar ook materieel uitwerking te geven aan de nieuwe voorschriften, en daarmee verbeteringen door te voeren die daadwerkelijk leiden tot meer transparantie en vergelijkbaarheid tussen gemeenten.

Naast vraagstukken rond transparantie en vergelijkbaarheid besteedt het rapport van de commissie Depla ook aandacht aan de wijze waarop de controle door de raad (en andere actoren) is vormgegeven, in het bijzonder wat betreft de onderwerpen rechtmatigheid, financieel toezicht en controle.

Zo constateert de commissie dat er vragen kunnen worden gesteld bij de doelmatigheid van de rechtmatigheidscontrole. Alvorens we verder op de huidige ontwikkelingen rond het thema rechtmatigheid ingaan, geven we in de volgende paragraaf eerst een introductie over het begrip ‘rechtmatigheid’ en de plaats daarvan binnen de (accountants)controle.

Het begrip rechtmatigheid

Normaliter richten de controlewerkzaamheden van de accountant zich op het vaststellen van de getrouwheid van de jaarrekening. Sluit deze aan bij de administratie en de werkelijkheid en voldoet deze aan de relevante regelgeving? Bij gemeenten (en andere overheden) is er sprake van de bijzonderheid dat de externe accountant in zijn jaarrekeningcontrole ook kijkt naar de rechtmatigheid.

Deze term is in zekere zin verwarrend, want het gaat niet om het voldoen aan alle wetten en regels zoals de naam wellicht suggereert, maar om rechtmatigheid in de zin van de accountantscontrole. Deze rechtmatigheid richt zich op de rechtmatige totstandkoming van de baten, lasten en balansmutaties, of liever gezegd op alle handelingen en beslissingen met een financieel effect op de jaarrekening. Regels voor handelingen en beslissingen van niet-financiële aard vallen hier in principe buiten.

Om na te gaan of een gemeente rechtmatig heeft gehandeld, kijkt de externe accountant naar een negental criteria, waarvan er drie specifiek voor rechtmatigheid gelden. In kader 1 worden deze nader uitgewerkt. Van deze drie krijgt in de praktijk met name het begrotingscriterium de nodige aandacht. Dit criterium heeft te maken met de specifieke functie van de raad om begrotingswijzigingen te accorderen. De frequentie waarmee dat gebeurt varieert sterk tussen gemeenten. Ook speelt de discussie hoe moet worden omgegaan met de verschillen tussen de (laatste geaccordeerde) begroting – de zogenoemde gewijzigde of actuele begroting – en de jaarrekening.

Deze verschillen zijn niet goedgekeurd door de raad en daarmee (wellicht) onrechtmatig. Om deze situatie te vermijden stellen de meeste raden vlak voor het einde van het boekjaar de begroting nogmaals bij – in een soort slotwijziging – waardoor de jaarrekeningen (vrijwel) identiek aan de begrotingen worden. Deze gang van zaken wordt door velen als weinig nuttig ervaren en vooral als ‘papieren tijger’ gezien.

Kader 1 Specifieke criteria voor rechtmatigheid

De drie specifieke criteria voorrechtmatigheid zijn:

  1. Begrotingscriterium: de financiële beheershandeling past binnen de vastgestelde begroting (onder andere: zijn begrotingsafwijkingen door de raad geaccordeerd?).
  2. Voorwaardencriterium: de financiële beheershandeling voldoet aan de geldende regelgeving (met name heeft de ontvanger recht op een vergoeding of subsidie, is de hoogte juist en klopt de duur, de termijnen?).
  3. M&O-beleid: het beleid op het gebied van misbruikmen oneigenlijk gebruik is nagevolgd (geldt vooral voor bijdragen om niet en subsidies – worden subsidies terecht verstrekt en gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn gegeven?).

Achtergrond wijzigingen

Dat de accountant een oordeel uitspreekt over de rechtmatigheid is een praktijk die pas bestaat sinds de invoering van de eerste versie van het BBV, per verslagjaar 2004. De commissie Depla stelt dat het op zich de nodige positieve effecten heeft opgeleverd dat de accountant zich hierop is gaan richten. Ook uit eerder gehouden evaluatieonderzoek naar het BBV (Schilder e.a. 2010) komt dit beeld naar voren.

Zo waren voor 2004 de nodige gemeentelijke verordeningen verouderd en werd daar in de praktijk nog wel eens van afgeweken. De invoering van het rechtmatigheidsoordeel heeft geleid tot vernieuwing van deze verordeningen en heeft een impuls gegeven aan het financieel beheer bij gemeenten.

Zoals gezegd is de huidige op handen zijnde wijziging in het BBV een uitwerking van adviezen van de commissie Depla. De commissie concludeert dat de bestaande wijze van rechtmatigheidscontrole niet meer effectief is, omdat ‘de rechtmatigheidstoets als onnodig belastend wordt ervaren’ (Commissie Depla 2014, p. 39) en ‘het leidt tot niet-functionele procedures...’ (Commissie Depla 2014, p. 42-43).

In haar advies geeft de commissie aan dat het college van B&W verantwoordelijk zou moeten zijn voor het rechtmatige handelen en dat het daarom de voorkeur verdient dat het college een verklaring afgeeft waarin gesteld wordt dat er rechtmatig is gehandeld met betrekking tot de financiële Rijks- en Europese wetgeving. Indien de raad dit wenst, kan in de verklaring ook worden ingegaan op de rechtmatigheid van de uitvoering van (een deel van) de eigen verordeningen en regelgeving. Dit onderdeel zou de accountant dan wel moeten meenemen in zijn controle.

Ook zou in de verklaring moeten staan dat de toelichting op de verschillen tussen de begroting en jaarrekening accuraat is. Door deze toevoeging ontstaat ruimte voor een andere invulling van het begrip ‘begrotingsrechtmatigheid’, waarbij in plaats van het (gedurende het jaar) accorderen van additionele uitgaven door de gemeenteraad een toelichting op de verschillen tussen begroting en realisatie volstaat.

Tussentijds kan het college dan de raad informeren over de voortgang en daarbij prognoses afgeven zoals ook in het bedrijfsleven gebruikelijk is. Overigens stelt de commissie dat een en ander niet betekent dat de controle door de externe accountant geheel verdwijnt, alleen dat deze kan worden beperkt tot de getrouw beeld-verklaring bij de jaarrekening en bij de verklaring van het college.

Verdere uitwerking

De verdere uitwerking van het advies van de commissie Depla is opgepakt door een subcommissie van de commissie BBV, die als taak heeft zorg te dragen voor een eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV. De subcommissie buigt zich onder meer over de ontwikkeling van een modelmededeling en zal een verdere uitwerking geven aan de scope daarvan en de te hanteren criteria.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) meldt op haar website dat er (ook) gemeenten zijn die toewerken naar een breder ‘in control statement’2 (ICS), dat zich ook richt op bijvoorbeeld de doelmatigheid en de doeltreffendheid. In een eerder stadium raadde de VNG gemeenten zelfs specifiek aan om de stap naar zo’n ICS te overwegen.

Op het moment van de totstandkoming van dit artikel (oktober 2019) is nog geen specifiek advies door de genoemde subcommissie uitgebracht. Desondanks lijkt het goed te zijn nu al te verkennen hoe uitwerking gegeven kan worden aan de rechtmatigheidsverantwoording, nu de op handen zijnde wijziging steeds dichter in het vizier komt. In het vervolg van dit artikel zullen we een aantal inzichten daarover presenteren. Alvorens we daartoe overgaan, zetten we eerst uiteen wat onder ‘in control’ kan worden verstaan.

In control

Met ‘in control’ zijn wordt primair bedoeld dat geborgd wordt dat de doelstellingen van de organisatie worden bereikt. Zoals in het tevens in dit nummer van TPC opgenomen artikel van Budding e.a. (2019) wordt aangegeven, is er in de loop van de jaren sprake geweest van een veranderende visie op wat daarvoor zoal van belang is. Tot aan de jaren tachtig van de vorige eeuw werd met name het accent gelegd op de vraag of processen goed werden geborgd en uitgaven binnen budgetten bleven. Vanaf de jaren tachtig kwam er veel aandacht voor het doelmatig (efficiënt) en doeltreffend (effectief) werken. Vanaf de eeuwwisseling is de maatschappelijk toegevoegde waarde (outcome) steeds meer centraal komen te staan.


Als we vanuit deze visie naar de voorliggende rechtmatigheidsverantwoording kijken, valt op dat deze vooral gericht is op borging van de processen c.q. het zich houden aan richtlijnen. In feite beperkt de rechtmatigheidsverantwoording zich daarmee tot aspecten die vooral in een periode die inmiddels meer dan veertig jaar achter ons ligt belangrijk werden gevonden. Wij zijn van mening dat het goed zou zijn als gemeenten de invoering van de nieuwe wijze van rechtmatigheidsverantwoording zouden aangrijpen om tot invoering van een ‘in control statement’ (ICS) over te gaan.

De kern van een dergelijk ICS wordt veelal gezien als het afleggen van verantwoording over de werking van beheersingsmaatregelen die gericht zijn op het wegnemen of reduceren van de gevolgen van risico’s die zich bij de realisatie van de doelstellingen voordoen. In die zin is het van belang inzicht te hebben in de risico’s die zich kunnen voordoen. De focus zou daarbij moeten liggen op risico’s die de realisatie van doelstellingen in de weg staan. Vervolgens dienen beheersmaatregelen te worden ingezet om deze benoemde risico’s te reduceren.

Ervaringen elders

Om zicht te krijgen op de elementen waar rekening mee gehouden moet worden bij het eventueel toewerken naar een ICS, is het behulpzaam om ervaringen elders te bekijken. Wij behandelen hier hoe daarmee wordt omgegaan in twee andere situaties, namelijk het Nederlandse bedrijfsleven en Engelse gemeenten.

Bedrijfsleven

In navolging van de Amerikaanse Sarbanes-Oxley Act (SOX) geeft de Nederlandse Corporate Governance Code (versie Van Manen 2016) aan dat Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen in hun bestuursverslag moeten aangeven of zij ‘in control’ zijn. De meest relevante artikelen in dat kader zijn art. 1.4.2 en 1.4.3 (zie kader 2), waarin overigens de term ‘in control’ niet specifiek wordt gebruikt. Deze artikelen stellen dat het bestuur verantwoording dient af te leggen over de opzet en werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen over het afgelopen boekjaar. Ook dienen de eventuele belangrijkste tekortkomingen die daarin geconstateerd zijn aan de orde te worden gesteld en hoe die zullen worden opgepakt. Het is daarbij niet zo dat het bestuur verklaart volledig ‘in control’ te zijn, maar wel dat het bestuursverslag in voldoende mate inzicht geeft in de tekortkomingen van de interne risicobeheersings- en controlesystemen.

Overigens gaat aan de hier genoemde subartikelen een ander belangrijk artikel vooraf waarin wordt aangegeven dat de organisatie de voornaamste risico’s waarvoor zij zich gesteld ziet dient te beschrijven, in relatie tot haar risicobereidheid. Hierbij kan gedacht worden aan strategische, operationele, compliance en verslaggevingsrisico’s.

In de loop van de jaren is uitgebreid onderzoek gedaan naar de vraag wat de toegevoegde waarde van het ICS is geweest voor bedrijven. Daaruit zijn een aantal inzichten te destilleren. Ten eerste wordt geconstateerd dat de invoering van een ICS de nodige kosten met zich meebrengt. Interne auditors krijgen daardoor meer werk, maar dat betekent niet dat externe accountants minder uren maken. Er moet op worden gelet dat de kosten ten tijde van invoering niet gelijk moeten worden gesteld aan de structurele kosten.

De invoering van een verklaring zal immers op korte termijn veelal tot extra werk leiden omdat eerst achterstallig onderhoud moet worden weggewerkt. Een tweede conclusie is dat een ICS dat betrekking heeft op interne beheersing in brede zin meer toegevoegde waarde heeft dan een ICS dat alleen gericht is op de externe financiële verslaggeving. Een derde bevinding is dat men ervoor moet waken dat het ICS te veel als een verplicht nummer en als ‘speeltje’ van de financial wordt gezien. Een vierde en laatste conclusie betreft de interne borging van het ICS, waarbij vooral gewezen wordt op het risico dat midden-managers een te rooskleurig beeld afgeven aan topmanagers over het ‘in control’ zijn.

Verenigd Koninkrijk

Een tweede interessante praktijk om in beschouwing te nemen is die van gemeenten in het Verenigd Koninkrijk. In dat land wordt gewerkt met een annual governance statement, waarvan de reikwijdte een stuk breder is dan het vraagstuk van het ‘in control’ zijn. Door de Engelse beroepsgroep van financiële ambtenaren binnen de publieke sector CIPFA en de Engelse beroepsgroep van gemeentesecretarissen en senior managers bij gemeenten Solace zijn best practice-bepalingen opgesteld over deze annual governance statement. In de nieuwste editie van dit statement (uit 2016) is specifiek gekozen om niet te werken met een standaard raamwerk voor een dergelijke verklaring, maar alleen te volstaan met het benoemen van de elementen die daarin opgenomen moeten zijn (zie kader 3).

In de praktijk zijn de annual governance statements uitgebreide documenten van minimaal tien tot meer dan dertig pagina’s. Opvallend is ook dat ervoor gekozen is om zowel de ‘leading member (or equivalent)’ als de ‘chief executive (or equivalent)’ de verklaring te laten ondertekenen. In de praktijk zijn dit veelal de voorzitter van de gemeenteraad en de gemeentesecretaris (chief executive), maar er zijn ook gemeenten in het Verenigd Koninkrijk die de CFO mede laten ondertekenen.

Kader 2 ICS in de Nederlandse Corporate Governance Code

1.4.2 Verantwoording in het bestuursverslag

Het bestuur legt in het bestuursverslag verantwoording af over:

  1. de uitvoering van het risicobeoordeling en beschrijft de voornaamste risico’s waarvoor de vennootschap zich geplaatst ziet in relatie tot haar risicobereidheid. Hierbij kan gedacht worden aan strategische, operationele, compliance en verslaggevingsrisico’s;
  2. de opzet en werking van de interne risicobeheersingen controlesystemen over het afgelopen boekjaar;
  3. eventuele belangrijke tekortkomingen in de interne risicobeheersings- en controlesystemen die het boekjaar zijn geconstateerd, welke eventuele significante wijzigingen in die systemen zijn aangebracht, welke eventuele belangrijke verbeteringen van die systemen zijn voorzien en dat deze onderwerpen besproken zijn met de auditcommissie en de raad van commissarissen;

en 

  1. de gevoeligheid van de resultaten van de vennootschap voor materiële wijzigingen in externe omstandigheden.

1.4.3 Verklaring van het bestuur

Het bestuur verklaart in het bestuursverslag met een duidelijke onderbouwing dat:

  1. het verslag in voldoende mate inzicht geeft in tekortkomingen in de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen;
  2. voornoemde systemen een redelijke mate van zekerheid geven dat de financiële verslaggeving geen onjuistheden van materiaal belang bevat;
  3. het naar de huidige stand van zaken gerechtvaardigd is dat de financiële verslaggeving is opgesteld op going concern basis; en
  4. in het verslag de materiële risico’s en onzekerheden zijn vermeld die relevant zijn terzake van de verwachting kan de continuïteit van de vennootschap voor een periode van twaalf maanden na opstelling van het verslag.

Discussiebijeenkomsten

In eigen land zijn in 2019 meerdere bijeenkomsten over de rechtmatigheidsverantwoording georganiseerd voor vertegenwoordigers vanuit gemeenten, waarbij de auteurs van dit artikel betrokken waren. Doel van de bijeenkomsten was met name om de bewustwording over het thema op gang te brengen en met verschillende betrokken partijen gezamenlijk na te denken over de invulling van in control zijn, (financiële) rechtmatigheid en het in control statement.

Bij deze bijeenkomsten stonden de volgende vraagstukken centraal:

  1. Wat is het doel van de rechtmatigheidsverantwoording?
  2. Wat zijn cruciale factoren om deze tot een succes te maken?
  3. Hoe kan de rechtmatigheidsverantwoording leiden tot administratieve lastenverlichting?
  4. Wie is de eigenaar?
  5. Wat is er verder nodig?

Ad 1. Doel van de verantwoording

Uit de bijeenkomsten komt naar voren dat de toegenomen aandacht voor het realiseren van maatschappelijke doelen en het bijbehorende risicomanagement als voornaamste doel van de rechtmatigheidsverantwoording wordt gezien. Tegelijkertijd biedt rechtmatigheidsverantwoording kansen om te komen tot het minimaliseren van kaders en regels, zodat meer ruimte en flexibiliteit ontstaat. Als bijkomstig doel wordt genoemd dat het (hogere) management binnen lokale overheden zich meer bewust wordt van risicomanagement en zich eigenaar weet van een visie daarop. Het laatste doel is toegenomen transparantie. Door helder aan te geven welke risico’s er zijn, of deze al dan niet acceptabel zijn, waar processen goed zijn ingericht en waar nog niet, ontstaat transparantie. Met name door duidelijk aan te geven waar beheersing van risico’s nog niet goed is ingericht en welke acties daarop ondernomen zouden moeten worden, kan meer onderling vertrouwen ontstaan.

Ad 2. Cruciale factoren

Om te voorkomen dat de rechtmatigheidsverantwoording leidt tot een onnodige (extra) controlekramp is het goed een soort van nulmeting te doen. Wat is de huidige stand van zaken? Hoe beoordeel je de organisatie op dit moment? Is de organisatie in control? Welke processen zijn nog niet op orde en hoe wordt daar aan gewerkt? Definieer daarbij de scope die je als organisatie hanteert. Kies je voor een financiële rechtmatigheidsverklaring of voor een breder in control statement? Hou tevens rekening met de capaciteit van de organisatie. Wat kan die op dit moment aan? Van belang is dat bestuur en management meegenomen worden in dit thema zodat zij zich verantwoordelijk weten. Op basis daarvan kan er meer aandacht komen voor de kwaliteit van de procesinrichting, de ICT-systemen, en de kwaliteit en capaciteiten van medewerkers. Naast aandacht voor processen en organisatie is het goed om de accountant mee te nemen in het proces, zodat er duidelijke richtlijnen zijn over de rol van de accountant.

Ad 3. Lastenverlichting?

In het rapport van de commissie Depla is helder verwoord dat de rechtmatigheidsverantwoording niet moet leiden tot een toename van de administratieve lasten, maar eerder tot een vermindering daarvan. In de discussiebijeenkomsten klonk de waarschuwing dat bijvoorbeeld ENSIA juist heeft geleid tot een toename van administratieve lasten. Het is niet ondenkbeeldig dat dit ook het geval zal zijn bij de nieuwe aanpak van rechtmatigheidsverantwoording. Het is dan ook de vraag in hoeverre het Rijk zware normen en kaders gaat afgeven op dit onderwerp. Tijdens de discussies bleek dat er belang wordt gehecht aan een zekere speelruimte voor lokale overheden voor eigen invulling, zodat colleges en raden in onderling overleg kunnen komen tot een passende invulling (en ambitie) voor hun organisatie.

Om uiteindelijk tot een lastenverlichting te komen is het wenselijk en zelfs noodzakelijk om te werken vanuit een visie op control, risicobereidheid en acceptatie. Van daaruit kan een betere focus worden aangebracht op de meest risicovolle processen. Op die manier ga je processen gericht opnieuw inrichten – daarbij gebruikmakend van nieuwe technologie. Indien de kaders vanuit het Rijk voldoende ruimte bieden om hier een eigen invulling aan te geven, kunnen gemeenten tot innovatie komen op het gebied van procesbeheersing. Zo kunnen zij een bepaalde mate van out-of-control toestaan.

De meeste deelnemers aan de bijeenkomsten verwachtten dat de invoering van de nieuwe rechtmatigheidsverantwoording in eerste instantie zal leiden tot extra kosten. Die kosten lijken nodig om een visie op risicomanagement te kunnen ontwikkelen, bewustwording en draagvlak te creëren en processen beter in te richten. Op die manier is meer in control zijn mogelijk en kunnen administratieve lasten op termijn verminderen.

Ad 4. Eigenaarschap

Tijdens de discussiebijeenkomsten is het eigenaarschap van de verantwoording vanuit meerdere perspectieven bekeken. Een eerste mogelijke eigenaar is de gemeenteraad. De raad is immers het orgaan dat uiteindelijk het beleid bepaalt en daar de verantwoording over aflegt. Een tweede mogelijke eigenaar is het college van B&W, dat (politiek) verantwoordelijk is voor de uitvoering van het collegeprogramma, in opdracht van de raad. In die zin verwacht een raad ook dat het college daarover aan hem verantwoording aflegt. Dat doet het college bij het vaststellen van de jaarrekening, waarbij ook decharge wordt gevraagd over het gevoerde beleid.

Een laatste mogelijke eigenaar is de directie, of preciezer geformuleerd de gemeentesecretaris. Uiteindelijk is het immers de gemeentesecretaris die eindverantwoordelijk is voor de ambtelijke organisatie en dus voor het beheersen van de risico’s en de inrichting van processen. De gemeentesecretaris zou ook voor de meeste continuïteit zorgen en het minste ‘politiek gedoe’ opleveren. In aanvulling op deze aanpak zou het goed zijn om concerncontrol en/of een team van internal audit hierbij een onafhankelijke rol te geven. Met name voor kleine en middelgrote gemeenten lijkt het raadzaam om een dergelijke rol met meerdere gemeenten te organiseren, vanwege veelal onvoldoende middelen om dit zelfstandig op adequate wijze in te richten.

Ad 5. Wat is er verder nodig?

Vanuit de discussies zijn veel zaken aangedragen. Zoals ook bij andere onderdelen is aangegeven stellen de deelnemers dat er meer aandacht nodig is voor een visie op risicomanagement. Het belang van een heldere visie op risicobereidheid en -beheersing wordt als essentieel gezien. Tevens dient er ruimte te komen voor het doorvoeren van de wijzigingen. Op dit moment ervaren betrokken medewerkers te veel werkbelasting, waardoor het ontwikkelen en uitwerken van een nieuwe visie in het gedrang komt. Het te veel vast blijven houden aan de bestaande controlewerkzaamheden wordt als belemmerend ervaren om te komen tot het ontwikkelen van een andere aanpak, een eigen visie en het creëren van meer bewustwording in de organisatie.

Conclusie

Met ingang van het verslagjaar 2021 zal niet meer de externe accountant, maar het college van B&W verantwoording afleggen over het rechtmatig handelen van de gemeente. Deze wijziging is tot stand gekomen op aangeven van de commissie Depla die in het in 2014 uitgebrachte advies concludeerde dat de rechtmatigheidstoets als onnodig belastend wordt ervaren en leidt tot niet-functionele procedures. Nu deze wijziging aanstaande is, is het goed om stil te staan bij de vraag wat gemeenten zelf met dit instrument willen. Uit onderzoek naar andere vernieuwingen op het vlak van gemeentelijke financiën is naar voren gekomen dat gemeenten soms wel formeel aan nieuwe richtlijnen voldoen, maar materieel hier niet altijd een adequate invulling aan geven.

Kader 3 Annual governance statement

The annual governance statement schould include:

  • An acknowledgement of responsibitity for ensuring that there is a sound system of governance (including the system of internal control) and refer to the authority’s code of governance.
  • A reference to and assessment of the effectiveness ok key elements of the governance framework in supporting planned outcomes and the roles of those responsible for its development and maintenance.
  • An opinion on the level of assurance that the governance arrangements can provide.
  • An agreed action plan dealing with significant governance issues and also indicating how previous actions have been resolved.
  • A conclusion.
  • The signature of the leading member (or equivalent) and chief executieve (or equivalent) on behalf of the authority.

Uit een vergelijking met de praktijk in het bedrijfsleven kwam vervolgens naar voren dat ook daar wordt gekozen voor een verantwoording en niet voor een verklaring over ‘in control’ zijn. De Nederlandse Corporate Governance Code, die geldt als best practice-bepalingen (‘pas toe of leg uit’) voor beursgenoteerde ondernemingen, schrijft voor dat het bestuur moet aangeven wat er wel en niet goed geregeld is op het vlak van de opzet en werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen.

Ook bleek uit onderzoek naar het ‘in control statement’ dat verwacht moet worden dat het implementeren van de nieuwe rechtmatigheidsverantwoording op korte termijn tot extra kosten leidt. Er moet echter voor worden gewaakt deze kosten niet als maatgevend voor de structurele kosten te zien, omdat het veelal om kosten gaat die gemaakt worden om verbeteringen door te voeren in de interne risicobeheersings- en controlesystemen. Uit een vergelijking met de praktijk bij gemeenten in het Verenigd Koninkrijk bleek dat daar voor een brede ‘governance statement’ is gekozen, met een breed belegd eigenaarschap, door deze te laten ondertekenen door zowel de voorzitter van de gemeenteraad als de gemeentesecretaris.

In dit artikel zijn tevens de uitkomsten van een serie discussiebijeenkomsten over het thema ‘rechtmatigheid’ besproken. Veel deelnemers daaraan zien de komst van de rechtmatigheidsverantwoording als aanleiding om tot een verbetering van de processen binnen de lokale overheden te komen. Daarbij is het van belang om voldoende ruimte te creëren voor organisaties om zelf invulling te geven aan de nieuwe praktijk, zodat een ontwikkeling in eigen tempo op gang kan komen.

Voorkomen moet worden dat er een ongewenste (extra) controlekramp ontstaat. Het advies aan lokale overheden is daarnaast om te komen tot een geïntegreerde strategische visie op risicomanagement, risico-acceptatie en een goede focus op beheersing van die risico’s die het realiseren van maatschappelijke doelen in de weg staan. Ook zou daar op bestuurs- en managementniveau meer aandacht voor moeten komen.

Last but not least stelden de deelnemers aan de discussiebijeenkomsten dat voorop gesteld moet worden dat je als organisatie in het oog houdt waar je het allemaal voor doet: wat zijn de maatschappelijke doelen die je wilt bereiken? Welke risico’s staan doelrealisatie mogelijk in de weg en hoe anticipeer je daarop? Als de rechtmatigheidsverantwoording in de praktijk geen bijdrage levert aan deze elementen wordt slechts een nieuwe papieren tijger gecreëerd. Vooralsnog denken wij echter dat met de juiste aanpak de rechtmatigheidsverantwoording een waardevolle bijdrage kan leveren aan een betere bedrijfsvoering bij gemeenten.

Dr. G.T. Budding is opleidingsdirecteur van de Public Controllersopleidingen van het Zijlstra Center for Public Control, Governance and Leadership, onderdeel van de Vrije Universiteit Amsterdam. H.H. de Boer QC is eigenaar van Finolia, werkzaam als interim adviseur binnen gemeenten en gastdocent aan de Masterclass Public Management van de Universiteit Twente.

Noten

1 De auteurs danken drs. Marleen Stieger voor haar feedback op een eerdere versie van dit artikel.
2 Bron: https://vng.nl/onderwerpenindex/gemeentefinancien/begroting-en-verantwoording/nieuws/rechtmatigheidsverantwoording-in-jaarrekening-van-gemeente, laatst geraadpleegd op 13 oktober 2019.

Literatuur

• G.T. Budding & G.W. Ormel, ‘Betere vergelijkbaarheid en meer transparantie verslaggeving gemeenten?’, Maandblad voor Accountancy & Bedrijfseconomie, 2018, 92(11/12), p. 391-400.
• N.A.C. Schilder, H. Aardema, M. van Dam, R. Koldenhoff & H.M. Geuzendam, Evaluatie financiële functie gemeenten en provincies, Amersfoort: BMC Advies en Management 2010.

Sluiten